ANW Pages:Bescherming water

Uit Educatieve Samenwerking
Versie door Systeembeheer (overleg | bijdragen) op 25 jun 2023 om 12:31 (1 versie geïmporteerd)
(wijz) ← Oudere versie | Huidige versie (wijz) | Nieuwere versie → (wijz)
Naar navigatie springen Naar zoeken springen


Bescherming tegen het water

Nederland is al eeuwenlang in strijd tegen het water. Dat is niet gek aangezien de helft van Nederland vatbaar is voor overstromingen. De bevolking van Nederland is steeds meer bezig geweest met het winnen van land en natuurlijk het beschermen van Nederland tegen het water. In al deze jaren hebben de Nederlanders steeds meer kennis opgebouwd, waardoor we nu de grootste waterwerken op onze naam hebben en over de hele wereld gevraagd worden om waterwerken te ontwerpen. Ook staan we in de geschiedenis beschreven als het land die het water als wapen toepaste om de vijand terug te drijven.


Verschillende methoden

In de strijd tegen het water heeft Nederland een aantal belangrijke methoden gebruikt, de ene methode is weliswaar iets bekender dan de andere methode maar ze zijn allemaal erg belangrijk geweest. Niet alleen om Nederland zelf te beschermen, maar ook om het water te gebruiken als afweersysteem tegen vijanden.

Bedijking en Bemaling

In het jaar 500 v. Chr. begon men al met het opwerpen van terpen en dijken. Vervolgens vonden er ontginningen plaats en later werden polders gevormd. Nederland telt vandaag zo een 4000 polders. De helft van het polderoppervlak van Europa ligt in Nederland. Het resultaat van al deze processen is de huidige geologie van Nederland. Maar hoe is dat zo ontstaan?

Bestand:Nederland water.png
Figuur 1: Nederland zonder bedijking en bemaling[1]

Wat is bedijking en bemaling?

Een polder is een door waterkeringen omgeven gebied waarbinnen de waterstand kunstmatig geregeld kan worden door de aanleg van dijken en het wegpompen van water. De waterstand in een polder is hierdoor lager dan het omliggende gebied. Er zijn drie belangrijke methoden van droogleggen: Een droogmakerij, indijking en ontginning. Een droogmakerij is een inpoldering van open water, bijvoorbeeld een meer of plas, dat letterlijk is drooggemaakt. Een indijking is een inpoldering van getijdengebied langs de kust of een rivier. Hierbij gaat het om een gebied dat al periodiek droog viel en door indijking definitief droog blijft en in cultuur gebracht kan worden. Aan de kust gaat het meestal om kwelders langs de rivier of om voormalige uiterwaarden. Een ontginning is een in cultuur gebrachte woeste grond, bijvoorbeeld een voormalig moeras-, veen-, heide- of duingebied. Dit hoeft geen polder te zijn: hier is alleen sprake van als het gebied permanent bemalen moet worden.

Geschiedenis

In Europa was Nederland het eerste land die in de late steentijd nog voor de Romeinse tijd kleine dijkjes bouwde. Zo zijn er bij opgravingen van terpen in verschillende Friese dorpen dijklichamen gevonden die dateren vóór de bouw van de terp. Deze dijkjes hadden een lengte van 70 cm en waren samengesteld uit netjes gestapelde plaggen turf tegen een kern van los gestort materiaal. Deze structuur werd later versterkt door toevoeging van een zachtere buitenwand (zoals gras).

Zie in figuur 2 de opbouw van de eerste dijken in Nederland.

Bestand:Doorsnede land.png
Figuur 2: Dwarsdoorsnede van Nederland[2]

De bedijking in Nederland was nog zeer beperkt totdat de Romeinen in Nederland kwamen die dijken en dammen aanlegden om rivieren beter te bevaren. Na het vertrek van de Romeinen raakten de bouwwerken in verval en keerde de oude staat weer terug.

In het eerste deel van de middeleeuwen was er nog weinig vooruitgang, maar vanaf de 8e eeuw toen er een enorme bevolkingsgroei plaatsvond, werden er dijken als bescherming tegen de zee en voor het beheersen van rivieren aangelegd. Het gebied dat tot circa 1200 werd bedijkt wordt het ‘’Oudland’’ genoemd. Kenmerkend hieraan is dat het omdijkte gebied inklonk door ontwatering. Hierdoor kwam het omringde gebied lager te liggen dan het omliggende gebied. Het gebied dat na 1200 werd gewonnen wordt het ‘’Nieuwland’’ genoemd. In de periode tussen de 12e en de 14e eeuw vonden grootschalige dijkwerken plaats. Niet alleen bij zee, maar ook bij rivieren vond die grootschalige bedijking plaats in het kader van de Grote Ontginning. Het waterbeheertoezicht en het onderhoud op dijken werd geregeld door heemraden die het waterbeheer op verschillende gebieden met elkaar afstemden. In 1404 vonden er dijkdoorbraken plaats in Vlaanderen en Zeeland met als gevolg een verlies van 3000 hectare. Hierna gaf de graaf van Vlaanderen opdracht tot de aanleg van de Graaf Jansdijk en tot de aanleg van wateringen om het werk aan de dijken en sluizen te coördineren. Deze manier van werken namen de Hollanders en Friesen over. Er ontstond een nieuwe mentaliteit, namelijk: “wie een speciaal belang heeft bij de werking van de polder of watering (de ingelanden), moet in de kosten van de werking bijdragen (door het betalen van een belasting) en is vertegenwoordigd in het bestuur”.[3] Dat was het beginsel dat er mede voor heeft gezorgd dat Nederland zo succesvol werd met zijn strijd tegen het water.

Dijkdoorbraken werden de jaren daarna minder en dijken werden gemoderniseerd door middel van een houten bedekking om golven af te breken. In de 16e eeuw werd er op dijkval bedreigde plekken een extra inlaagdijk gebouwd waardoor dijkdoorbraken nog minder voorkwamen. Enkel nog in de 80-jarige oorlog werden dijken regelmatig lek geprikt als verdediging tegen de Spanjaarden. Aan het eind van de 17e eeuw bleek er enorm veel overlast te zijn door de paalwormen die verschillende plekken in de dijken onveilig maakten. Uiteindelijk is er hiervoor een techniek ontwikkeld met een soort stenen mat op de dijk als versterking. Aan het begin van de Tweede Wereldoorlog zijn opnieuw dijken lek geprikt zodat Nederland de Duitse aanvallers kon tegenhouden. Dit was echter niet genoeg om de Duitsers te stoppen. De laatste grote ramp in Nederland was de Watersnoodramp in Zeeland in 1953. Dit was de aanleiding voor de bouw van het bekende Deltaplan. Sindsdien werd er meer aandacht besteed aan het dijkonderhoud. Na overstromingen in 1995 werd het nieuwe plan “Ruimte voor de Rivier” georganiseerd. Hierin zouden rivierbedden breder gemaakt worden in plaats van versterking van de dijken.

Toepassingen

Van de eerder genoemde methoden zijn er diverse bekende toepassingen in de Nederlandse geschiedenis. Zowel op het gebied van waterwerken als van het gebruik maken van water.

Terpen en deltawerken

Terpen

Zoals al eerder werd vermeld begonnen de mensen in Friesland en Groningen al vroeg met de bouw van terpen. Dit zijn kunstmatige heuvels waar je naartoe kon vluchten als het water het land overspoelde. Vaak werden op deze heuvels de huizen gebouwd en was er ook onderdak voor vee. Na deze terpen bedachten ze om dijken tussen de terpen aan te leggen waardoor je stukjes land kreeg die niet overstroomden wanneer het water het land overspoelde. dit soort stukken land omringt door dijken noemen we tegenwoordig polders.

Het Deltaplan

In alle jaren die volgden hebben de Nederlanders vele waterwerken aangelegd. Het meest bekende waterproject van Nederland is het Deltaplan. Het Deltaplan, het grootste verdedigingssysteem van Nederland tegen hoog water bestaat uit 3 sluizen, 6 dammen en 4 stormvloedkeringen. Het plan is ontstaan doordat onderzoekers van Rijkswaterstaat hadden geconstateerd dat Nederland steeds meer gevaar liep door de zee, dus hebben ze het Deltaplan ontwikkeld. Het plan was om verschillende bouwprojecten over een lange tijd uit te voeren, maar door de watersnoodramp in 1953 is dit in een versneld tempo gegaan. Zoals je in figuur 3 ziet, heeft het deltaplan veel onderdelen. Tijdens de bouw zijn ze begonnen met de kleine en makkelijke onderdelen, zoals de dammen. Hierdoor konden ze tijdens de bouw leren, zodat er bij de grote en ingewikkelde projecten zo min mogelijk fout kon gaan. Wat in het plaatje opvalt is dat in de Westerschelde (de grootste en langste inham) geen bouwwerken zijn geplaatst. Dit komt omdat aan het eind van de Westerschelde de haven van Antwerpen ligt, en met al het scheepsverkeer was het niet mogelijk om een dam of waterkering aan te leggen.

Bestand:Delta werken.png
Figuur 3: Deltadijken in Zeeland[4]

De Oosterscheldekering

Het meest indrukwekkende en complexe project van de Deltawerken was de bouw van de Oosterscheldekering. Deze stormvloedkering van zo’n 9 kilometer lang is gebouwd tussen 1976 en 1986, en bestaat uit pijlers van 30 tot 40 meter hoog waartussen metalen schuiven van 42 meter breed lagen. Deze schuiven werden met hoogwater dicht gedaan om overstromingen te voorkomen. Voor de bouw van deze waterkering is er eerst een heel werkeiland aangelegd(Neeltje Jans), op dit eiland zijn de 65 pijlers van de kering gebouwd. Deze pijlers van 30 tot 40 meter hoog werden gebouwd in werkplaatsen aan de rand van het eiland. Om een geschikte werkplaats te hebben moest je een goede ondergrond hebben. Deze ondergrond hebben ze zelf moeten aanleggen door zand te storten en kunststof matten op de grond te leggen. Zonder deze ondergrond zou het zand onder de pijlers wegspoelen en dan zou de hele pijler niet meer gebruikt kunnen worden. Een zo’n pijler die bestond uit 7000 m3 beton koste 1,5 jaar om te maken. Om de twee weken begonnen ze met de bouw van een nieuwe pijler, dus met de bouw van deze gevaartes zijn ze een hele tijd bezig geweest. Toen al deze pijlers af waren lieten ze de werkplaatsen vol lopen met water, waardoor het hefschip Ostrea de pijlers naar hun plek kon vervoeren. Om al deze pijlers stevig in de grond te zetten werd de holle binnenkant van de pijler volgegooid met zand en zeewater, en voor de finishing touch werden er ook nog 5 miljard kg natuursteen aan de voeten van de pijlers gegooid. Met alleen pijlers heb je natuurlijk nog geen waterkering. Voor de laatste fase van de bouw, brachten ze de stalen schuiven aan tussen de pijlers, en werd er ook nog een weg aangelegd op de betonconstructie. Na 10 jaar bouwen was het project klaar en kon het geopend worden.

Sluizen

De Oosterschelde kering is natuurlijk niet het enige onderdeel van het deltaplan, naast deze kering heb je nog drie sluizen: de Haringvlietsluizen, de Volkeraksluizen en de Bathse Spuitsluis. Deze sluizen regelen het waterpeil en zorgen er ook voor dat al het water van de Rijn en Maas zonder problemen de Noordzee in kunnen stromen. De Haringvlietsluizen is een sluis van 1km lang met 17 spuiopeningen, die per jaar meer dan 30 miljard kubieke meter water moeten vervoeren. De Haringvlietsluizen en de Volkeraksluizen hinderen de scheepsvaart niet want ze hebben een grote doorgang voor schepen. De Bathse Spuitsluis, is gericht op het lozen van zoet water in de zee, waardoor de waterkwaliteit verbeterd.

De waterkeringen

Ook heeft het deltaplan 4 waterkeringen: De Oosterscheldekering, Maeslantkering, Hollandsche IJsselkeringen en de Hartelkering. Al deze keringen zijn bedoeld om het gevaar van hoogwater tegen te gaan. De Maeslantkering heeft twee enorme armen die met hoogwater het kanaal kunnen laten blokkeren waardoor al het water niet verder het kanaal instroomt. De Hollandse IJselkeringen en de Hartelkering hebben een grote schuif die ze bij hoog water in het kanaal kunnen plaatsen.

Dammen

Een dam is een lange smalle verhoging die ervoor zorgt dat het water wordt tegen gehouden. Een dam wordt gebouwd om overstromingen te voorkomen. De bekendste dammen in Nederland zijn:

-De Brouwersdam

-De Oesterdam

-De Veerse Gatdam

-De Zandkreekdam

-De Philipsdam.

-De Afsluitdijk

De afsluitdijk

De afsluitdijk behoort niet tot de deltawerken, maar is wel rond de zelfde tijd gemaakt en met het zelfde doel. Het plan voor de afsluitdijk is in 1918 geaccepteerd en het bouwen is vanaf dat jaar ook gestart. De afsluitdijk ligt tussen het IJsselmeer en de Waddenzee, en tussen Noord-Holland en Friesland. Deze dam is gebouwd met als doel het hele IJsselmeer (Zuiderzee) gebied beschermen tegen hoog water. Op deze dijk is een snelweg aangelegd, en er is ook een sluis om boten van het IJsselmeer naar de Noordzee te laten varen.

Vestingsteden

Ontwikkeling

In de middeleeuwen is men begonnen met het bouwen van vestingsteden. Eerst waren het kleine dorpjes aan het water die door de groei van de bevolking en door middel van handel steeds verder groeiden, en uiteindelijk ook echt uitgroeiden tot steden. Elke stad moest zich toen der tijd verdedigen tegen ongewenst bezoek. Dit deed men met behulp van hoge muren en daaromheen nog een gracht. Vanaf de tachtigjarige oorlog besloot men in de Republiek dat de best gelegen steden beter moesten worden uitgerust met speciale verdedigingswerken. De mensen in de steden hoefden nu niet meer zelf voor verdediging te zorgen, want dat deed de Republiek al. In het verleden heeft water een zeer grote rol gespeeld bij de bescherming van de Republiek en later ook Nederland zelf. Een stad die in de tachtig jarige oorlog bedreigd werd, werd beschermt door polders vol te laten lopen met water. Dit soort acties werden inundaties genoemd.

De aanleg van een vesting was voor veel steden een ingrijpende gebeurtenis. Versterkte dorpen werden vrijwel vanuit het niets aangelegd. Steden hadden vaak al een eeuwen bestaande kern die omringd was door muren. Om het tot een vesting te maken moest dan ook veel gesloopt worden. Niet alleen huizen werden neergehaald, in vrijwel alle gevallen betekende dit het neerhalen van de oude stadsmuren. In de meeste steden waren enkel nog een paar stadspoorten in stand gehouden na aanleg van de nieuwe verdedigingswerken. Een uitzondering hierop was de vorming van Zutphen, een stad die zijn oude muren in de vernieuwde vesting verwerkt heeft. De Republiek combineerde vervolgens vestingsteden met inundaties in de vorm van waterlinies ter verdediging van de Republiek. Hierin werden de vestingsteden door dijken verbonden, zodat de gebieden die ervoor liggen gemakkelijk onder water gezet konden worden. De Republiek voorzag deze aan de grenzen van Holland en Zeeland, de rijkste provincies. Tegen het einde van de Tachtigjarige Oorlog werden de Utrechtse Waterlinie en de linie tussen Bergen op Zoom en Steenbergen aangelegd. Vanaf na de tachtigjarige oorlog zijn er steeds meer vestingsteden verdwenen. Dit gebeurde omdat alleen de beste steden nog nut hadden en het alleen maar meer geld kostte om ook de slechtere steden te onderhouden. Na de tweede wereldoorlog zijn er nog maar 2 vestingsteden overgebleven, die snel daarna ook aan hun einde toekwamen. Er zijn veel vestingsteden gerestaureerd, maar ze dienen niet meer als bescherming.

Definitie

Een versterkte stad is niet altijd ook een vestingstad. Er wordt pas van een vestingstad gesproken als de stad het beschermen van belangrijke locaties, zoals bijvoorbeeld een grens of een samenkomst van belangrijke land- of waterwegen, als doel heeft. Vestingsteden zijn typisch voor de Vroegmoderne Tijd en de periode waarin staten de rol van steden overnamen en er ineens sprake was van landsbelang, waar voorheen elke stad voor zich zelf was en het liefst zo min mogelijk met andere steden te maken wilde hebben.

Opbouw van een Vestingstad

In de loop der jaren zijn vele vestingsteden uitgebreid en vernieuwd. De stad werd verdedigd door er muren of later aarden wallen rondom heen te leggen. De ingangen konden worden afgesloten door stadspoorten. De wallen konden verdedigd worden met handvuurwapens, waar vandaan de poorten met kanonnen beveiligd konden worden. De verdediging werd nog efficiënter gemaakt door er grachten omheen te leggen. Voor de poorten werden valbruggen aangelegd. Het doel van een vesting is het buiten houden van de vijand, maar ook het gemakkelijk kunnen opvangen van slachtoffers in het geval dat een vijand alsnog binnenkomt. Het ontwerp van een vesting was willekeurig. Vrijwel alle gebieden die geraakt konden worden door verdedigingswerken overlapten elkaar, waardoor de vijand na het veroveren van een post onmiddellijk onder schot gehouden kon worden door een andere post. Door een nuttig systeem van boten en tunnels konden de verdedigers hun positie makkelijk verlaten om een nieuwe positie in te nemen. Een vestingstad kende veel onderhoud dit werd met name veroorzaakt door het feit dat de vestingsteden op elk moment van de dag en ook elke dag van de week in staat moest zijn om vijanden af te weren. Uit een boekje met daarin het stappenplan voor het onderhoud en de materialen die nodig zijn voor het onderhoud voor onderhoud aan de vestingwerken dat in een archief bewaard is gebleven blijkt dat men daarbij zeer nauwkeurig te werk ging. Deze taak werd uitbesteed aan een aannemer. Elke vestingstad had zijn eigen regelboekje voor het onderhoud aan zijn verdedigingswerken.

Waterlinie

Een waterlinie is vaak een snoer van vestingwerken met daartussen inundatiegebieden. De vestingwerken liggen rond steden en op hoger gelegen delen, die niet onder water gezet kunnen worden. Alleen bij grote bedreiging van buitenaf werden de gebieden geïnundeerd. Het doel van de waterlinies was om gebieden onder een zodanige laag water te zetten dat vijanden er niet door heen konden lopen, maar het ook te ondiep was om er doorheen te kunnen varen. Met waterlinies kon de waterstand heel gemakkelijk gereguleerd worden. Waterlinies zijn sinds te komst van het vliegtuig niet meer zo nuttig, doordat de vijand er met het vliegtuig gemakkelijk overheen kan vliegen. Een aantal grote waterlinies zijn[5]:

-De Grebbellinie

-De Oude Hollandse Waterlinie

-De Nieuwe Hollandse Waterlinie

-De IJssellinie

-De Friese waterlinie

Achtergrond informatie

ANW_Pages:Bescherming water/Belangrijke jaartallen

Gebruikte bronnen

  1. Figuur 1
  2. Figuur 2
  3. Watering, Auteur: onbekend, Geraadpleegd op 10/06/2016
  4. Figuur 3
  5. Waterlinies, Auteur: onbekend, Geraadpleegd op: 10/06/2016 .

Verder is er gebruik gemaakt van de volgende bronnen:

Online bronnen

- Auteur: onbekend, ‘De deltawerken’, Datum: onbekend, (http://www.deltawerken.com, geraadpleegd op: 18-05-2016)

- Auteur: onbekend, ‘Ontstaan en ontwikkeling’, Datum: onbekend, (http://www.vestingsteden.nl, geraadpleegd op: 25-05-2016)

- Auteur: onbekend, ‘Vestingstad’, Datum: 4 januari 2016, (https://nl.wikipedia.org/wiki/Vestingstad, geraadpleegd op 01-06-2016)

- Auteur: onbekend, ‘Dike History’, Datum: onbekend, (http://dutchdikes.net, geraadpleegd op: 25-05-2016)

- Auteur: Matt Rosenberg, ‘Polders and dikes of the Netherlands’, Datum: 30 juli 2015, (http://geography.about.com, geraadpleegd op: 25-05-2016)

- Auteur: onbekend, 'Dijk(waterkering)', Datum: 26 februari 2016, (https://nl.wikipedia.org/wiki/Dijk_(waterkering), geraadpleegd op 25-05-2016)

Boekbronnen

- Auteur: Hans Vandermissen, ‘Het woelige water: Watermanagement in Nedeland’, Uitgever: Teleac NOT/INMERC bv, uitgegeven in 1998

- Auteurs: Clemens Steenbergen, Wouter Reh, Steffen Nijhuis, Michiel Pouderoijen, ‘De polderatlas van Nederland’ , Uitgever: Thoth Uitgevrij, uitgegeven in 2009