ANW Pages:Deltawerken

Uit Educatieve Samenwerking
Versie door anw_>Systeembeheer op 9 okt 2022 om 11:27 (1 versie geïmporteerd)
(wijz) ← Oudere versie | Huidige versie (wijz) | Nieuwere versie → (wijz)
Naar navigatie springen Naar zoeken springen


In Nederland is een enorm bouwplan gebouwd, dat bestaat uit 14 sluizen, dammen en keringen om ons te behoeden van een tweede Watersnoodramp zoals die in 1953. Deze bouwwerken heten de deltawerken, en zij beschermen ons al meer dan tien jaar tegen de dreiging van het water. Ze zijn drie keer voltooid verklaard, in 1986 na voltooiing van de Oosterscheldekering, in 1997 na voltooiing van de Maeslantkering, en in 2010 na de afronding van het verhogen van de dijken. De werken zijn beroemd over de hele wereld, en zijn benoemd tot een van de zeven moderne wereldwonderen.

De Watersnoodramp

Vanwege die vele doden en gewonden en omdat er zo veel kapot was gemaakt hebben wij nu de deltawerken om ons te beschermen tegen het water en als er nog een keer zo veel water dreigt gestort te worden over ons kleine landje.

Om de watersnoodramp in herinnering te houden, en uit te leggen wat de deltawerken zijn, is een pretpark gebouwd, Neeltje Jans. Hierover wordt ook wat verteld.

Wat is de watersnoodramp?

De watersnoodramp is een ramp die zich voordeed in de nacht van 31 januari op 1 februari in 1953. De ramp vond voornamelijk in Zeeland plaats, maar nam ook stukken van Noord-Brabant, het Biesbosch, het Verenigd Koninkrijk en België in.

Er ontstonden honderden gaten in de dijken en 200.000 hectare is overspoeld met het kolkende water.

Het aantal doden bedroeg 1836 hier in Nederland, 307 in het Verenigd Koninkrijk, 224 op zee en 28 in België. Ook koste het ons 35.000 stuks vee en moesten er 72.000 mensen worden geëvacueerd

Het water steeg tot 4.2 meter boven NAP.

Wat heeft de watersnoodramp veroorzaakt?

Het was al 24 uur aan het stormen boven de Noordzee voordat het water zich over Zeeland uitstortte. Dat betekent dat er water uit de Atlantische Oceaan de Noordzee in is getrokken. Dat is een kleine opening waardoor het water opgestuwd werd, wat dus tijdens de overstroming over Zeeland is beland. Ook was het die nacht springtij, dat betekent dat het water extra hoog staat en gebeurt maar een keer per maand, dus veel rampen stapelden zich op. Dat zorgde voor een vloedgolf die zich over het rampgebied uitspreidde.

Wat zijn de gevolgen van de watersnoodramp, en hoe herinneren wij ons de watersnoodramp?

De watersnood heeft een belangrijke plaats in de Nederlandse geschiedschrijving en droeg middels die geschiedschrijving bij aan de Nederlandse identiteitsvorming in de decennia erna. Selma Leydesdorff probeerde in 1993 in haar op oral history gebaseerde naar de Zeeuwse ramp het nationale perspectief te verlaten opdat de getroffenen hun eigen geschiedenis zouden kunnen vertellen. De uitkomsten van dit onderzoek zijn neergelegd in het boek 'Het water en de herinnering'. (Oral history of mondelinge geschiedenis zijn in het Nederlands taalgebied gebruikelijke begrippen voor een methode van wetenschappelijk onderzoek naar het verleden op basis van mondelinge overlevering. Daarbij gaat het om het systematisch verzamelen en vastleggen van individuele herinneringen door middel van reeksen vraaggesprekken. Binnen Nederlandse universiteiten worden over het algemeen de Engelse termen oral history en interview gebruikt.)

Kees Slager gaf in zijn boek 'De ramp' een reconstructie van gebeurtenissen en beslissingen door diverse instanties (1992; negende, uitgebreide druk 2013). Hij ging ook in op de oorzaken en de gevolgen van de ramp. Daarvoor deed hij uitvoerig onderzoek in archieven en sprak met ruim 250 ooggetuigen. Hij onthulde niet eerder gepubliceerde feiten over vergeefse waarschuwingen voor de te zwakke zeewering, verwaarloosde dijken en slecht toegeruste hulporganisaties. Het boek geeft een verslag van wat er zich van uur tot uur en van plaats tot plaats afspeelde.

Arie Kuijvenhoven onderzocht in 2005 onder meer het verloop van de watersnoodramp in Oude- en Nieuwe-Tonge op Overflakkee. Die dorpen werden vergeleken met Nieuwerkerk en Ouwerkerk op Duiveland. In die vier dorpen samen viel ruim 40% van het totaal aantal slachtoffers. Het onderzoek is gebaseerd op interviews van overlevenden en op grondig archiefonderzoek. Daaruit kwam onder meer naar voren dat de plaats waar men zich bevond van grote invloed was op de kans om de overstroming te overleven. De verschillen in kwaliteit van de woningen speelde lang niet altijd een doorslaggevende rol. Er waren straten en wegen waar geen enkel huis overeind bleef staan. Uit het onderzoek van Kuijvenhoven blijkt dat in sommige leeftijdsgroepen aanmerkelijk meer slachtoffers voorkomen dan in andere. Ook het verschil tussen mannen en vrouwen is soms opvallend groot.

De watersnood van 1953 is opgenomen in de Canon van Zeeland en de Canon van Nederland. De commissie-Van Oostrom zag de ramp als een van de vijftig essentiële onderwerpen voor de Nederlandse geschiedenis in het voortgezet onderwijs.

In 1988 namen The Amazing Stroopwafels het lied 'Voor De Storm' op. Dit lied gaat over de belevenissen van een jongen op Schouwen-Duiveland de dag voor de storm uitbrak.

Ter gelegenheid van de vijftigste herdenking van de ramp schreef Douwe Eisenga 'Requiem 1953', een groot werk voor koor en orkest.

Componist Jan Bosveld schreef een concertwerk voor fanfareorkest over de ramp en de herdenking ervan in het dorp Oude-Tonge waar in 1953 vele dorpelingen verdronken. De compositie, die in 2009 in première ging te Oude Tonge, is getiteld 'Grijsoord'.

In 2011 kwam het tot een musical getiteld '1953, de musical'.

In 2009 kwam de film 'De Storm' uit van regisseur Ben Sombogaart.

De straten in de door Lotte Stam-Beese ontworpen Rotterdamse wijk Pendrecht zijn vrijwel allemaal vernoemd naar Zuid-Hollandse, Zeeuwse en Brabantse plaatsen die door de watersnoodramp werden getroffen. Centraal in deze wijk is het Plein 1953, dat hieraan herinnert.

Er zijn twee musea geopend ter herinnering aan de watersnoodramp, je hebt het deltapark Neeltje Jans en het watersnoodmuseum.

Neeltje Jans

Deltapark Neeltje Jans is een themapark gevestigd op het voormalig werkeiland Neeltje Jans in de Oosterschelde. Naast het attractieve karakter van het park vervult Deltapark Neeltje Jans ook een educatieve functie met betrekking tot de Deltawerken. Deltapark Neeltje Jans dankt haar naam aan Nehalennia, de Vrouwe van de Noordzee. De betekenis van haar naam is echter niet helemaal zeker.

Er schijnt in de 18e eeuw een schip met de naam Neeltje Jans gezonken te zijn op een zandplaat in de Oosterschelde, waarna die zandplaat de naam Neeltje Jans kreeg. Hiervoor zijn echter geen bewijzen gevonden. Sommigen leidden de naam Nehalennia terug naar het Hebreeuwse woord ‘nahal’, wat geleiden betekent, en ‘aniah’ wat schip betekent. Hier komt dan de betekenis ‘geleid het schip’, degene die het schip/de schepen geleidt, uit. Ne = nabij Helle = oude naam voor de Noordzee, zoals die in de streek waar nu de Vlamingen en Zeeuwen wonen genoemd werd (ook wel uitgesproken als Hale(n), wat ook de verschillende schrijfwijzen ook op de altaarstukken zou kunnen verklaren, zoals Nehalennia). Jaan = jeanne = jane = vrouwe s = vrouwelijke vorm.

Deltapark Neeltje Jans is ontstaan uit een publieksvoorlichtingscentrum dat, op initiatief van Rijkswaterstaat, tijdens de bouw van de Oosterscheldekering van 1979 tot 1986 is opgezet. Tijdens deze periode wordt het centrum al door honderdduizenden uit binnen- en buitenland bezocht. Gedurende de bouw van de Oosterscheldekering wordt het centrum continu uitgebreid met informatie over de actuele stand van de bouw van de Oosterscheldekering.

Met het openen van de Oosterscheldekering door Koningin Beatrix op 4 oktober 1986 krijgt ook het voorlichtingscentrum een permanent karakter en gaat door onder de naam ‘Delta-Expo’ in het ir J.W. Topshuis, het bedieningsgebouw van de Oosterscheldekering. Naast technisch geïnteresseerden wordt het centrum nu ook in toenemende mate door verblijfs- en dagrecreanten bezocht. Door deze trend wordt besloten om het aanbod naast een educatieve waarde ook een attractiever karakter te geven. In 1997 verzelfstandigt de Delta-Expo, die tot dan via een stichting gerund werd. De naam wordt dan gewijzigd in WaterLand Neeltje Jans. Diverse attracties met als thema Deltawerken, zeedieren en waterplezier worden aan het aanbod toegevoegd. Op 19 augustus 2002 verwoest een uitslaande brand het ontvangstgebouw ‘Deltapaviljoen’. Terwijl met tijdelijke voorzieningen het park voor bezoekers open blijft wordt er direct begonnen met de bouw van een nieuw multifunctioneel gebouw: ‘Deltaplaza’. Op 25 juli 2003 wordt het gebouw al deels in gebruik genomen. Diverse onderdelen die nog gevestigd waren in het ir J.W. Topshuis, zoals de Delta-Expo, een koffiehoek en de kantoren, worden eind 2003 ondergebracht in Deltaplaza. Gedurende de periode 2003-2005 wordt ook de binnenhaven Neeltje Jans omgevormd tot een baai, rond waar alle activiteiten van WaterLand Neeltje Jans geconcentreerd zijn. In 2007 wordt de naam van het themapark veranderd in ‘Deltapark Neeltje Jans’. Waar de naam WaterLand Neeltje Jans voor het publiek vooral met de attracties geassocieerd werd moet Deltapark Neeltje Jans een neutraler karakter uitdragen, waarbij er evengoed nadruk gelegd wordt op het inhoudelijke aspect. In augustus 2008 werd het park overgenomen door het Spaanse bedrijf Aspro.

De Werken

In totaal zijn er 14 deltawerken gebouwd. Hieronder staan ze op volgorde van voltooiingsdatum beschreven. De deltawerken zijn:

  • De stormvloedkering Hollandse IJssel
  • De Zandkreekdam
  • De Veerse Gatdam
  • De Grevelingendam
  • De Volkerakdam
  • De Haringvlietdam
  • De Brouwersdam
  • De Markiezaatskade
  • De Oosterscheldekering
  • De Oesterdam
  • De Philipsdam
  • De Bathse Spuisluis
  • De Maeslantkering
  • De Hartelkering
  • Verhoging van de dijken
  • Kleinere werken

De Stormvloedkering Hollandse IJssel

De Stormvloedkering Hollandse IJssel is gemaakt om te voorkomen dat er bij extreem hoog water te veel water landinwaarts komt. Het is het oudste deltawerk, voltooid op 22 oktober 1958. De kering kreeg de bijnaam “Algerakering”. De kering is gebouwd aan de Hollandse IJssel, ten oosten van Rotterdam. De Hollandse IJssel is een belangrijke scheepsvaartroute, waardoor deze niet kon worden afgesloten met een dam. Aan de andere kant zou een afsluiting de drinkwatervoorziening makkelijker worden in Zuid-Holland, omdat er minder zout water in de polders zou komen. Daarom werd gekozen voor een stormvloedkering met twee beweegbare schuiven die tussen betonnen torens hangen. De schuiven worden alleen bij heel hoog water neergelaten, waardoor de rivier volledig is afgesloten. Ook in het donker is te zien of de schuiven open zijn, de torens laten dan een blauw licht zien. Als de schuiven dicht zijn schijnt er een rood licht. De twee schuiven van de kering zijn ruim tachtig meter breed en 11,5 meter hoog zijn ieder tussen twee torens met een hoogte van 45 meter aan staalkabels opgehangen. Over de kering werd de Algerabrug gebouwd, waarover de N210 loopt. De totale kosten van de Stormvloedkering Hollandse IJssel bedroegen zo’n veertig miljoen gulden.

De Zandkreekdam

Met de bouw van de Zandkreekdam werd in 1959 begonnen. De dam is 830 meter lang, en sluit de Oosterschelde en het Veerse Gat af. Het oorspronkelijke plan was dat alleen het Veerse Gat zou worden afgesloten, en dat de dam aan twee zijden een van de Noordzee afgesloten waterbekken zou hebben. De Oosterschelde werd ook afgesloten toen bleek dat als het Veerse Gat open en de Oosterschelde dicht zou zijn, of andersom, de getijstromen de Zandkreek in zeer korte tijd hebben uitgeschuurd. Door een dam te leggen in het wantij werd dit voorkomen. Op 3 Mei 1960 werd de dam voltooid. In 2000 werden er wat aanpassingen toegevoegd. Zo werd er, om verkeersopstoppingen te voorkomen, een tweede brug gebouwd, en werd er in 2004 een doorlaatkoker gemaakt, waardoor er weer vers zout water in het Veerse Meer stroomde.

De Veerse Gatdam

De bouw van de Veerse Gatdam is begonnen in 1960, en voltooid in 1961. De dam sluit het Veerse gat af, en creëert daardoor het Veerse Meer. De dam is 2800 meter lang, en loopt van Walcheren naar Noord-Beveland. De dam bestaat uit een met asfalt beklede dijk en doorlaatcaissons. Over de dam loopt de N57. Het Veerse Meer is een populaire recreatieplaats.

Grevelingendam

De bouw van de Grevelingendam is begonnen in 1958, en de dam is voltooid op 1 april 1965. Vanwege technische moeilijkheden duurde de bouw 7 jaar. De dam is 6000 meter lang en loopt van Schouwen-Duiveland naar Goeree-Overflakkee. Omdat caissons niet geschikt bleken voor het werk werd er een kabelbaan gebruikt om stenen in het water te plaatsen. Voor een deel van de dam werden de gewone technieken gebruikt. De dam is ook niet gebouwd om zeewater tegen te houden, maar om de bouw van de Haringvlietdam, de Brouwersdam en de Oosterscheldekering makkelijker te maken. De N59 loopt over de dam, en om het verkeer makkelijker te maken is hier een tweede brug aangelegd. Dicht bij een van de uiteinden van de Grevelingendam sluit de Philipsdam op de Grevelingen aan.

De Volkerakdam

De bouw van de Volkerakdam is begonnen 1957, en de dam is na 12 jaar voltooid in 1969. De dam is een secundaire dam: Hij werd gebouwd, net als de Grevelingendam, om de bouw van andere dammen (de Oosterscheldekering, Brouwersdam en de Haringvlietdam) makkelijker te maken. De dam heeft zowel een verbindende als een scheidende functie: de dam verbindt Noord-Brabant, Goeree-Overflakkee en de Hoekse Waard met elkaar, maar scheidt het Hollandsch Diep, het Haringvliet en het Volkerak. De dam bestaat uit drie delen die samenkomen op het Hellegatsplein. Het geheel ziet er een beetje uit als het Mercedes teken. De dam bestaat dus uit drie delen:

  • Een dam van het Hellegatsplein naar Goeree-Overflakkee: Dit is een simpele, dichte, opgespoten dam.
  • Een dam met sluis van het Hellegatsplein naar Noord-Brabant: De sluizen zijn aangelegd om de scheepsvaartroute niet te onderbreken. Er zijn hier drie sluizen: twee zijn aangelegd tijdens de bouw van de dam, voor beroepsvaart, en een is aangelegd voor de pleziervaart, tussen 1970 en 1975. Over de sluizen is een brug gebouwd.
  • Een brug van het Hellegatsplein naar de Hoekse Waard, de zogenaamde Haringvlietbrug: De brug is gemaakt van ijzer en rust op een tiental pijlers. De brug kan worden geopend voor de scheepsvaart.

Over de dam lopen de N59, A29 en de A29/A59. Het verkeersknooppunt van de drie wegen ligt op het Hellegatsplein.

De Haringvlietdam

De Haringvlietdam ligt tussen Voorne-Putten en Goeree-Overflakkee. Met de bouw van de dam is in 1958 begonnen en de dam is in 1971 voltooid. De dam bestaat uit veel verschillende onderdelen. Omdat de Maas en de Rijn daar uitkomen kon het Haringvliet niet zomaar worden afgesloten. Om die reden is er gekozen voor een voor een spuitsluizencomplex, zodat het water van de rivieren goed kon worden afgevoerd. Ook is er een schutsluis gebouwd om de scheepvaart door te laten gaan. Bovendien zijn er, om de natuur te ontzien, er in een paar pijlers tunnels gemaakt, zodat vissen vrij vanuit de Noordzee de rivieren in kunnen zwemmen en andersom, zelfs al zijn de sluizen dicht. Om de dam te bouwen is ook hier gebruik gemaakt van de kabelbaan, eerder beschreven bij de Grevelingendam. De dam is gebouwd met twee functies: ten eerste moest de dam beschermen tegen een toekomstige ramp, ten tweede moest, zoals hierboven al gezegd is, de dam het rivierwater van de Maas en Rijn afvoeren.  

De Brouwersdam

De Brouwersdam ligt tussen Goeree-Overflakkee en Schouwen-Duiveland. De dam is maar liefst 6500 meter lang, en is begonnen in 1962. Pas in 1971 was de dam gereed. De dam kon niet zomaar worden gebouwd, omdat niet alleen de afstand lang was, maar het water was ook nog zeer diep. De dam is gebouwd met caissons en een kabelbaan. Na de afsluiting viel zo’n 3000 hectare land droog, zodat er meer ruimte was voor woningen. Ook is er een weg over de dam gebouwd, de N57. In 1978 werd er nog een doorlaatsluis voor zout water gebouwd. Hierdoor herstellen de flora en fauna zich langzaamaan weer.

De Markiezaatskade

De Markiezaatskade is een dam van vier kilometer lang tussen Zuid-Beveland en de Molenplaat. De dam is een hulpdam voor de Oesterdam, en was ook gemaakt om te voorkomen dat er te hoge stroomsnelheden op de Schelde-Rijnverbinding zouden ontstaan. Met de bouw werd begonnen in 1981, en de bouw werd voltooid in 1983. Misschien hadden ze het werk eerder kunnen voltooien, ware het niet dat het in 1982 door een storm werd beschadigd. Als van men noord naar zuid over de dam rijdt, zou men het volgende aantreffen: een laag damvak van 1900 m lang, een stenen sluitkade van 800 m, een laag damvak van 400 m, een 1100 m lang hoog damvak ten westen van de Molenplaat en tenslotte een verbindingsdam met de zuidkant van de Molenplaat. Aan de dam ligt het Markiezaatsmeer.

De Oosterscheldekering

De Oosterscheldekering is waarschijnlijk het meest bekende deltawerk van allemaal. De bouw ervan is begonnen in 1969, en de kering is voltooid in 1986. De bouw kostte de staat van Nederland 2,5 miljard euro. De dam is negen kilometer lang, en loopt van Schouwen-Duiveland naar Noord-Beveland. Over de dam loopt de N57.

Voor de aandrijving van de schuiven is ten slotte gekozen voor hydraulische cilinders. Deze cilinders zijn niet enkel in staat om de schuiven op te trekken, maar ook om deze als dat nodig is naar beneden te drukken. Deze cilinders steken boven de pijlers uit; aan de hoogte van de cilinder kan men zien hoe diep de Oosterschelde ter plaatse is. De pijlers zijn 30 tot 40 meter hoog, met een gewicht van maximaal 18.000 ton. Ze zijn gemaakt van beton, van binnen hol en na plaatsing gevuld met zand. De schuiven zijn circa 42 meter lang met een hoogte tussen de 6 en 12 meter. Het gewicht van de schuiven ligt tussen de 260 en 480 ton.

Er waren nog een paar problemen met de bouw van het werk zelf. Begin jaren 70 kwam er echter protest uit verschillende hoeken: de vissers, schelpdierkwekers, zeezeilers en zelfs milieuorganisaties protesteerden tegen de bouw van de kering, waarvan destijds nog een dam gemaakt werd.

  • De vissers en schelpdierkwekers protesteerden vanwege een verlies van werk: door de kering zouden ze immers minder makkelijk de zee op kunnen. Dat was reden genoeg voor protest.
  • De zeezeilers protesteerden omdat hun inwaarts gelegen thuishavens, zoals Veere en Zierikzee niet meer zouden kunnen gebruiken. Dan zouden ook zij minder makkelijk de zee op kunnen.
  • De milieuorganisaties vreesden dat als de schelde werd afgesloten er niets meer zou leven, en dat het dus dood water zou worden. Zij pleitten voor dijkverzwaring als oplossing, in plaats van afsluiting van de schelde. De PPR steunde hen.

De gemoederen liepen zo hoog op dat de bouw tijdelijk werd stopgezet. Pas in 1976 werd de bouw weer hervat, nadat hij in 1974 werd stopgezet. Er werd besloten om van vier kilometer van de dam (de andere vijf kilometer was al gebouwd) schuiven te maken, zodat de schelde in verbinding zou blijven met de zee.

De dam was revolutionair in het opzicht dat er veel nieuwe technieken werden gebruikt. Er werden schepen gebruikt, die speciaal hiervoor waren ontworpen. De bekendste zijn de Mossel, de Kokkel, de Oester, het Nonnetje en de Wijker Rib. Alle schepen waren hypermodern voor hun tijd, met grote computers en de nieuwste apparatuur.

De kering wordt vier maal per jaar volledig gesloten als test, twee maal per jaar door gestimuleerd hoogwater en twee maal handmatig. Eens in de twee weken worden de schuiven een meter bewogen als kleine test. De kering sluit bij drie meter boven NAP. Tot nu toe is de kering 22 keer geopend. Tegenwoordig is het ook een getijdencentrale, die genoeg stroom opwekt voor ruim duizend huishoudens. Op de Oosterscheldekering ligt Neeltje Jans, een combinatie van een museum en een pretpark in het thema van de deltawerken. Meer informatie over Neeltje Jans is bij het gelijknamige artikel te vinden. Tegenwoordig zijn er verschillende problemen bij de kering, een van de belangrijkste is de zandhonger, het verzanden van de geulen en het afplatten van de zandplaten.

De Oesterdam

De Oesterdam loopt van Tholen naar Zuid-Beveland, en is met een lengte van 10,5 kilometer de langste van de deltawerken. Met de bouw is begonnen in 1979, en werd volledig voltooid in 1989. De dam maakt, net als de Markiezaatskade, deel uit van de compartimenteringswerken, die de Zeeuwse en Zuid-Hollandse wateren in compartimenten verdelen voor zoetwaterhuishouding en scheepsvaart. De Oesterdam droeg bij aan het ontstaan van het Zoommeer en een getijdenloze Schelde-Rijnverbinding. Over de dam loopt de N659.

De Philipsdam

De Philipsdam loopt van de Grevelingendam naar Sint Philipsland, en is zeven kilometer lang. Met de bouw van de dam is begonnen in 1976, en deze is voltooid in 1987. In 1994 is er een tweede sluis bij gekomen. De dam sluit de wateren Krammer en Volkerak af, en bestaat uit een sluizencomplex, een kunstmatig eiland en twee dammen die vanaf de sluizen naar land lopen. De sluizen zijn 280 meter lang, en 24 meter breed om ervoor te zorgen dat ook de grote binnenvaartschepen erdoorheen kunnen varen. Bij de sluizen liggen voorhavens van 1,3 kilometer lang, waar de schepen kunnen aanmeren. Deze twee schutsluizen zijn gebouwd voor zowel plezier- als binnenvaart, en hebben een uniek systeem om zoet en zout water gescheiden te houden. Naast de sluizen is ruimte vrijgehouden voor eventuele extra sluizen, waarvan een deel werd benut voor een jachtsluis, waarvan de voorhaven zo’n 75 meter lang is. Over de dam loopt de N257.

De Bathse Spuisluis en het Bathse Spuikanaal

De Bathse Spuisluis ligt in de buurt van Bath, en is gebouwd tussen 1980 en 1987. De sluis is niet gebouwd voor de veiligheid, maar om voor de afvoer van zoet water te zorgen. Hij is samen met het Bathse Spuikanaal aangelegd om het water van het Volkerak, het Zoommeer, het Markiezaatsmeer, en het Schelde-Rijnkanaal, af te voeren. Omdat deze wateren zijn afgedamd, ging dit niet meer vanzelf, en werd het Bathse Spui gebouwd. Het kanaal is 8,4 kilometer lang, 140 meter breed, en 7 meter diep. De sluis bestaat uit zes kokers van beton, waardoor het zoete water in de Westerschelde kan stromen. Dat gebeurt zonder hulp van pompen. Het systeem heeft een capaciteit van 100 m3 per seconde ofwel 8,5 miljoen m3 water per dag. Door het doorlaten van vers water via de Volkerakdam wordt schoon water het gebied ingelaten. Het oude, vervuilde, water wordt via het Bathse spuikanaal en de Bathse spuisluis in de Westerschelde geloosd. Ook wordt de spuisluis gebruikt voor het lozen van water uit West-Brabant, dat via het Schelde-Rijnkanaal wordt afgevoerd.

De Maeslantkering

De Maeslantkering is, anders dan de andere deltawerken, niet gebouwd in Zeeland, maar bij Rotterdam, in de Nieuwe Waterweg. In de oorspronkelijke plannen stond niets voor de Nieuwe Waterweg gepland, zodat Rotterdam en Antwerpen bereikbaar zouden blijven. Het enige dat gepland was waren dijken, die verhoogd zouden worden. Omdat bleek dat dat heel duur zou worden, en de dijken het dichtbevolkte Zuid-Holland niet goed genoeg zouden kunnen beschermen, besloten ze iets anders te doen.

Een jaar na de opening van de Oosterscheldekering schreef het Ministerie voor Verkeer en Waterstaat een prijsvraag uit voor de bouw van nog een stormvloedkering. Dit keer zou er geen stormvloedkering in Zeeland komen, maar in de Nieuwe Waterweg. Een verhoging van de dijken rond Rotterdam zou dan niet meer nodig zijn. De belangrijkste eis voor het ontwerp was dat de kering de scheepvaart niet mocht belemmeren. Alleen in uitzonderlijke gevallen zou de kering gesloten mogen worden. Een tot twee maal in de tien jaar was het maximum. In 1991, vier jaar nadat de prijsvraag uitgeschreven was, begon met aan de bouw van de kering. Welk ontwerp er had gewonnen? Van de zes inzendingen won het ontwerp van de Bouwkombinatie Maeslant Kering (BMK). De Maeslantkering zou bestaan uit twee gebogen stalen deuren die afzinkbaar waren en in dokken in de oevers weggedraaid konden worden. De kering werd in 1997 geopend.

De kering bestaat uit twee enorme deuren. De deuren zijn eigenlijk twee drijvende pontons die leeg naar hun plaats kunnen worden gebracht. Hier aangekomen laat men de deuren vol water lopen, zodat massieve barrières ontstaan. Als de kering weer open moet gaan, worden de deuren leeggepompt en worden ze naar buiten bewogen. Hier varen de deuren aan beide zijden weer in een soort droogdok met deur. De deur gaat dicht en het droogdok wordt leeggepompt. Zo worden de deuren dus droog bewaard, dit om corrosietechnische redenen. Bij stormvloed lopen de dokken onder water en gaan de holle deuren drijven. Ze worden met behulp van een treintje het water ingevaren. Dat duurt ongeveer een half uur. Als de deuren in het midden van de rivier liggen, worden er kleppen geopend waardoor de deuren vol met water lopen. Door hun gewicht zakken de deuren vervolgens naar de bodem toe, waar een betonnen drempel ligt. Op die drempel heeft zich echter allerlei slib opgehoopt. Om de Nieuwe Waterweg goed af te kunnen sluiten, moeten de armen precies op de drempel komen liggen. Daarom zakken de deuren ook niet direct op de drempel, maar blijven ze er een stukje boven hangen. De stroming onder de deuren wordt daardoor zo sterk dat het slib op de drempel wegspoelt. Na ongeveer een uur liggen de deuren op de slibvrije drempel. Het waterpeil aan zeezijde is dan hoger dan aan de rivierzijde. De kracht die tijdens een storm tegen de kerende wand beukt, bedraagt 350 Meganewton: dat is gelijk aan de kracht van 350.000 sterke mannen, die elk 100 kilo optillen. Het drukverschil is zo groot dat een schip met vergelijkbare afmetingen onmiddellijk zou kantelen.De vorm van de kering zorgt ervoor dat dat niet gebeurt. Proefondervindelijk is de meest optimale vorm vorm van de wanden vastgesteld.

De kering wordt gesloten als de waterstand in Rotterdam boven de 3 meter NAP of in Dordrecht 2.90 meter boven NAP dreigt te komen. Het wordt bestuurd door het systeem BOS, dat ook de Hartelkering bestuurt. Het project kostte zo’n 450 miljoen euro. De kering is in totaal drie keer vanwege stormomstandigheden gesloten, tot nu toe. Ook wordt de kering jaarlijks gesloten, in het kader van een proefsluiting.

Hartelkering

De Hartelkering is gebouwd tussen 1991 en 1997. De kering maakt deel uit van de Europoortkering. De bouw van de Hartelkering was nodig nadat men had besloten een kering in de Nieuwe Waterweg te maken. Als de Maeslantkering dichtgaat, dan zou in extreme situaties namelijk teveel zeewater het achterliggende Europoortgebied kunnen bedreigen. Het bijzondere aan de Hartelkering is dat het water over de kering heen slaat. De schuiven krijgen daardoor te maken met krachten van verschillende sterktes en vanuit verschillende richtingen. Het was voor de ontwerpers van de kering een uitdaging om de kering zo te maken dat de kering zelfs de grootste stormen zou overleven. De kering mocht niet al te veel gaan bewegen en trillen onder het juk van het natuurgeweld. Ook als de kering open was, moest hij aan een aantal eisen voldoen. Omdat de schuiven een groot oppervlak hebben, zouden ze bij de verkeerde vorm erg veel wind kunnen vangen.

De kering sluit in principe altijd tegelijk met de Maeslantkering. Jaarlijks wordt hij getest, samen met de Maeslantkering. De kering is een keer uit nood gesloten, van 8 november 2007 om 23:10 uur tot 9 november 2007 om 19:25 uur tijdens een noordwester storm. Op datzelfde moment waren ook de Oosterscheldekering en de Maeslantkering gesloten.

Verhoging dijken

Hoewel Zeeland zich geen zorgen hoeft te maken voor dijkdoorbraken, is het noodzakelijk de stenen glooiing op een aantal dijkvakken te versterken. Na de watersnoodramp van 1953 zijn tijdens de Deltawerken alle dijken opgehoogd. In 2010 werden de deltawerken voor de derde keer voltooid verklaard: de dijken waren (bijna) allemaal verhoogd. Destijds is echter geen rekening gehouden met de steenbekleding die op de meeste glooiingen ligt. Beton en stenen zorgen voor stevigheid van de dijk. De sterkte ervan blijkt niet overal voldoende. Onderzoek van de deltacommissie wijst uit dat de dijken nog steeds niet hoog genoeg zijn. Het advies is om het veiligheidsniveau van de dijkringen te verhogen met een factor tien.

Kleinere werken

Naast de Deltawerken in het zuidwesten van Nederland, zijn in de periode na de watersnoodramp op andere plaatsen ook maatregelen genomen, om het land en de mensen tegen de zee te beschermen. Een voorbeeld daarvan is het Lauwersmeer. In 1969 is de Lauwerszee, een inham van de Waddenzee op de grens van de provincies Groningen en Friesland, afgesloten. Sindsdien heet het water Lauwersmeer. In 1961 is men begonnen met de werkzaamheden. Er moest een afsluitdijk van 13 kilometer lengte, met daarin spuisluizen en een schutsluis aangelegd worden. De manier van werken leek veel op die van onderdelen van de Deltawerken: er werd gebruik gemaakt van caissons en later van enorme doorlaatcaissons om het gat te dichten. De doorlaatcaissons werden gebouwd op het werkeiland Lauwersoog. Op 23 mei 1969 zag koningin Juliana erop toe hoe de laatste caissons afgezonken en vastgezet werden. Op 25 mei van dat jaar vond de definitieve afsluiting van de Lauwerszee plaats: de Lauwerzee was het Lauwersmeer geworden.

De Zeelandbrug, die Noord-Beveland met Schouwen-Duiveland verbindt, is geen onderdeel van de Deltawerken. Hij is hierbij gezet omdat de brug toch ook een van de meest indrukwekkende bouwwerken is van Nederland, en de brug op een bepaalde manier wel met de werken te maken heeft. De bouw vond plaats in opdracht van de Provincie Zeeland en niet in opdracht van Rijkswaterstaat. De reden voor de bouw had niets te maken met de veiligheid van de Zeeuwen, maar des te meer met de bereikbaarheid. Tot 1965 was de enige manier om de Oosterschelde over te steken namelijk de pont tussen Zierikzee en Kats. Het pontje kon de verkeersdrukte echter niet meer aan, dus werden er plannen voor een brug gemaakt. De brug kwam tussen Zierikzee en Colijnsplaat te liggen en werd 5 km lang. De Zeelandbrug bestaat uit 54 pijlers met daartussen 52 overspanningen van 95 meter per stuk. Verder is er een beweegbaar gedeelte van veertig meter lang. Aan de brug, die toen nog ‘Oosterscheldebrug’ heette, werd in 1963 begonnen. Op 15 december 1965 werd de brug door wijlen Koningin Juliana officieel geopend. Pas in april 1967 werd de brug ‘Zeelandbrug’ gedoopt. Tegenwoordig is de Zeelandbrug van groot belang bij het verkeer tussen Rotterdam en Goes. Nu de Westerscheldetunnel voltooid is, is dit belang alleen maar toegenomen. Men kan nu via de Westerscheldetunnel en de Zeelandbrug van Rotterdam naar Belgie rijden.

De Westerscheldetunnel is ook geen onderdeel van de deltawerken, maar is ook zeer belangrijk voor Zeeland. De Westerscheldetunnel is een geboorde tunnel van 6,6 kilometer lang tussen Ellewoutsdijk en Terneuzen. De bouw van de tunnel was technisch gezien een uniek project. De meeste tunnels in Europa worden gebouwd in harde, rotsachtige materie. Het diepste punt van de tunnel ligt 60 meter onder de zeespiegel. Vergeleken met een brug of een afgezonken tunnel heeft een geboorde tunnel legio voordelen: schepen kunnen ongehinderd passeren, ankers van de tunnel kunnen niet losraken en bovendien: het is goedkoper.

Problemen bij de Deltawerken

Er zijn problemen in de deltawateren die opgelost moeten worden en er zijn ontwikkelingen gaande die serieuze aandacht vragen. Nu kan het niet zo zijn dat een probleem in een water opgelost wordt ten koste van een ander water of ten koste van een functie die het water heeft. Bijvoorbeeld: de sluizen in het Haringvliet openzetten om de trekvissen de mogelijkheid te geven in en uit te zwemmen en daarbij dan maar te vergeten dat er zout water binnen zal komen in het Haringvliet en dat dus de zoetwatertappunten onbruikbaar worden. Of besluiten dat het landbouwwater niet meer op het Veerse Meer geloosd mag worden maar ergens anders, zonder eerst goed te kijken wat de gevolgen zijn voor dat andere gebied. Niet afwentelen van de problemen dus. Om op de juiste manier met de problemen en ontwikkelingen om te kunnen gaan is een visie nodig: een duidelijk omschreven toekomstbeeld van het deltagebied en zienswijze over hoe dit toekomstbeeld bereikt kan worden. Het moet een visie zijn waar zowel de overheden als de belanghebbenden het mee eens zijn. Het moet een integrale visie zijn: een visie die rekening houdt met alle aspecten die in en om de wateren spelen. Vanuit die gezamenlijke integrale visie kunnen dan maatregelen genomen worden op weg naar het toekomstbeeld. Maatregelen waar we later geen spijt van zullen krijgen. Die visie ligt er sinds februari 2003. Eerst zijn vele studies verricht om kennis en inzicht te krijgen. Daarna hebben de provincies Zuid-Holland, Zeeland en Noord-Brabant in 2003 de integrale visie deltawateren ‘De Delta in Zicht’ vastgesteld onder brede instemming van zo goed als alle betrokken partijen. Die betrokken partijen hebben meegepraat en meegedacht bij het opstellen van de visie. Het belangrijkste voorstel uit de visie is het herstellen van de verbindingen tussen de deltawateren en de Noordzee: van Mozaïek naar Aquarel.


De toekomst van de deltawerken

De kans op een overstroming is teruggebracht op eens in de 4000 jaar, verder hoeft de eerste kering de komende 200 jaar niet vervangen te worden. Maar het water blijft stijgen, en er zullen steeds weer nieuwe oplossingen bedacht moeten worden om te voorkomen dat Nederland onder de golven verdwijnt. Toch heeft het deltaplan, dat miljarden euro's kostte, ons al meerdere keren gered van het dreigende water, en daarvoor mogen we dankbaar zijn.

In 2008 werd een rapport aan minister-president Balkenende overhandigd, met als hoofdpunt dat er niet genoeg bescherming tegen het water is. Er moet dus nog meer worden gedaan om Nederland te beschermen. Volgens de Deltacommissie moet rekening worden gehouden met een zeespiegelstijging van 0,65 tot 1,30 meter in 2100 en van 2 tot 4 meter in 2200 (inclusief bodemdaling). Meer dan tot nu toe werd aangenomen. De commissie meent dat het verstandig is rekening te houden met mogelijke bovengrenzen, opdat besluiten en maatregelen voor lange tijd houdbaar zijn. De commissie adviseert om de dijken nog verder te verhogen, de deltawerken te verbeteren en ervoor te zorgen dat er meer rekening wordt gehouden met waterveiligheid. Jaarlijks wordt hiervoor zo'n 1 tot 1,5 miljard euro voor opzijgelegd.

Er is ook een deltacommissaris aangesteld (Wim Kuijken), wiens taak het is om jaarlijks een deltaprogamma op te stellen en de uitvoering daarvan te coördineren. De drie speerpunten van het deltaprogamma zijn:

  1. Er komen nieuwe normen voor waterveiligheid die zich ook richten op de gevolgen. Met andere woorden: de omvang van de gevolgen bepaalt de hoogte van de norm.
  2. De beschikbaarheid van zoetwater voor landbouw, industrie en natuur wordt beter voorspelbaar.
  3. De ruimtelijke inrichting wordt klimaatbestendiger en waterrobuuster.

Is dit genoeg om Nederland te beschermen? De tijd zal het ons vast en zeker leren, maar laten we hopen dat de deltawerken genoeg zijn om ons nog voor een lange tijd droog te houden.

Bronnen