ANW Pages:Nederland strijd tegen water

Uit Educatieve Samenwerking
Versie door anw_>Systeembeheer op 9 okt 2022 om 11:27 (1 versie geïmporteerd)
(wijz) ← Oudere versie | Huidige versie (wijz) | Nieuwere versie → (wijz)
Naar navigatie springen Naar zoeken springen


In de vorige eeuw hebben er in Nederland veel overstromingen plaatsgevonden. Om te voorkomen dat er nog meer zouden voorkomen, is het Deltaplan opgesteld. In dit artikel worden de verschillende onderdelen besproken die ons land tegen het water beschermen. Hierbij wordt gekeken naar de oorzaken en de gevolgen.

De geschiedenis van Nederland en het water

Het ontstaan van het tegenwoordige Nederland

Het begon allemaal na de laatste ijstijd, wat twaalfduizend jaar geleden was. Langzaam steeg de temperatuur en de ijskappen die het land bedekten verdwenen. Nederland kwam er uit te zien als een grote toendra, waar nieuw leven groeide. De eerste bewoners leefden vooral van de jacht op dieren en zij gebruikten hun huiden voor het maken van kleding en tenten.

De rivieren werden breder door de grote hoeveelheid smeltwater van de gletsjers. Ze zorgden voor aanvoer van zoet drinkwater. Door het smeltende ijs liepen grote delen van het land onder water. De Noordzee werd steeds groter door de toevoer van het smeltwater en hierdoor kreeg Nederland haar tegenwoordige vorm.

De strijd tegen het water

Niet alleen tegenwoordig hebben de mensen moeite om hun voetjes droog te houden, maar ook jaren terug kampten mensen hiermee. Een groot probleem destijds was het verschijnsel eb en vloed. Ongeveer 2 keer per dag liepen delen land onder water en hierdoor moesten mensen zich verplaatsen en op hogere delen wonen. Rond 600 v Christus begonnen de mensen met het bouwen van terpen, dit zijn kunstmatige heuvels, ze bleven ze doen tot ongeveer de late Middeleeuwen.[1]

Figuur 1: Voorbeeld van een terp [2]

Rond 800 werd het steeds drukker op de terpen, want het land rond de terpen was te moerassig om te wonen. Er was meer ruimte nodig voor de landbouw om iedereen van genoeg eten te voorzien. De mensen rond die tijd kwamen met de oplossing om slootjes uit te graven om zo het water te geleiden met als doel dat er meer land gebruikt kon worden voor de landbouw, alleen dit pakte anders uit dan verwacht. Door de uitgegraven slootjes werd het water van het land weggeleid. Hierdoor verzakte de grond, omdat er het minder water ging bevatten. Het land kwam onder de zeespiegel te liggen en grote delen grond liepen weer onder met zeewater. De mensen waren weer terug bij af.

Rond het jaar 1000 bedachten de mensen een nieuwe oplossing en dit had meer succes. Ze gingen lange dijken bouwen om zo stukken land van het water te beschermen. Dit gebeurden ook veel in Zeeland, waardoor er steeds meer gebieden leefbaar werden. De Zeeuwen leerden zich steeds beter staande te houden in het gevecht met het water door dijken te bouwen, sloten uit te graven, stukken land ophogen met zand en dammen aanleggen. Bij dit laatste ontstond veel werkgelegenheid, doordat de goederenboten niet meer door konden varen naar hun eindbestemming, moest er veel worden gelost en geladen. Hierdoor kan je makkelijk verklaren waarom juist de grote steden, zoals Amsterdam en Rotterdam, aan de dammen ontstonden.

Het succes van het droog houden van grote stukken land had ook zijn nadeel. Het droge land zakte steeds verder onder de zeespiegel en vooral bij het verschijnsel eb en vloed liepen weer grote delen land onder water, maar ook hiervoor kwamen de mensen weer met een oplossing: de watermolen. De watermolen kon met een scheprad het water van laag naar hoog brengen. Deze uitvinding leidde tot het terugdringen van het water, waardoor ook de eilanden in Zeeland steeds groter werden.

Het uiteindelijke succes van Nederland

Nederland had een grote voorsprong met andere landen met betrekking tot het bouwen van havens, het omgaan van het water en het bouwen van boten. Hierdoor brak er een tijd van welvaart uit; de Gouden Eeuw. Nederland kreeg veel macht in de handel over zee.

Al met al hebben de mensen door de jaren heen geleerd hoe ze zich moeten verdedigen tegen het water. Ze kwamen met verschillende oplossingen die ook weer voor problemen konden zorgen. Zo bracht het verzakken van de grond onder de zeespiegel veel ellende, maar ook toen lieten de mensen zich niet van hun stuk brengen en kwamen ze weer met een oplossing; de watermolen. De kennis over het bouwen van dijken, havens en bijvoorbeeld boten gaf Nederland een streepje voor op de rest en hierdoor groeide Nederland uit tot een welvarend land.

De afsluitdijk

De aanleg van de afsluitdijk was het eerste grote project om Nederland te beschermen tegen het water. Wat is de precieze aanleiding voor de aanleg van deze afsluitdijk, hoe is de klus geklaard en wat zijn de gevolgen van deze dijk?

Aanleiding

Al in 1667 kwam Hendric Stevin als eerste met een plan voor de afdamming van de Zuiderzee. Maar pas 200 jaar later, toen Cornelis Lely zich met het maken van de plannen ging bemoeien, kwam er eindelijk shot in de zaak. Al ging het ook bij Lely niet gemakkelijk. In 1891 had hij al een plan klaar, maar pas in 1918 werd daadwerkelijk besloten om het plan ten uitvoer te brengen. De Afsluitdijk moest worden aangelegd en grote delen van het IJsselmeer moesten worden ingepolderd. De reden dat werd besloten om het plan nu eindelijk uit te voeren was dat de Eerste Wereldoorlog had laten zien dat Nederland voor zijn voedselvoorziening afhankelijk was van het buitenland. Met nieuwe polders met goede landbouwgrond was hier verandering in te brengen. De stormvloed op de Zuiderzee in 1916 die leidde tot overstromingen van het omliggende land, het was de druppel die de emmer deed overlopen. [3]

De zware klus

Bestand:Image2.png
Figuur 2: Het aanleggen van de afsluitdijk [4]

De afsluiting van de Zuiderzee was een ontzettend zware klus. De aanleg van de afsluitdijk zelf was vreemd genoeg niet eens de grootste stap. De grootste stap was het verbinden van eiland Wieringen met het vaste land van Noord-Holland. Om dit voor elkaar te krijgen was een dam nodig door het Amsteldiep, een getijgeel waar het hard stroomde.

Na vier jaar had aan dit project gewerkt te hebben, was de klus geklaard en had men genoeg ervaring opgedaan om aan de aanleg van de Afsluitdijk te beginnen. Ook had men ontdekt dat alleen één bepaald materiaal taai genoeg was om een stroming te kunnen weerstaan: keileem. Het landijs uit de voorlaatste ijstijd had een groot pakket van dit materiaal achtergelaten in het noorden van het land en dit werd dus gebruikt om de afsluitdijk te bouwen. Toen de dam er lag, kon het inpolderen beginnen. De vijf polders die moesten worden drooggelegd waren: de Wieringermeerpolder, de Noordoostpolder, Oostelijk en Zuidelijk Flevoland en de Markerwaard. De Markerwaard is er uiteindelijk nooit gekomen, maar de andere polders hebben ons 165.000 ha opgeleverd. [5]

Gevolgen

28 mei 1932 werd het laatste gat in de afsluitdijk gedicht. De Zuiderzee werd hiermee van de Noordzee gescheiden om zo een eind te maken aan de wateroverlast die het Zuiderzeegebied geregeld trof. De drooglegging en afsluiting van de Zuiderzee zorgden er helaas wel voor dat de Zuiderzeevisserij niet kon worden voortgezet. [6]

De watersnoodramp van 1953

Na de aanleg van de afsluitdijk was het Noorden van Nederland grotendeels beschermd tegen het water. Maar het Zuiden was nog erg kwetsbaar, dat bleek wel na de watersnoodramp in 1953.

Het ontstaan van de overstroming

Bestand:Image3.png
Figuur 3: Hoe een 'springtide' tot stand komt [7]

Er waren verschillende oorzaken voor het ontstaan voor deze watersnoodramp. Het begon met een stormvloed. Dit is een verhoging van de zeespiegel langs de kust door de wind. Op 1 februari 1953 vond de enige hoge stormvloed van de vorige eeuw plaats. Normaal hoogwater is 80 centimeter boven NAP, in deze nacht werd er een hoogte van 385 cm boven NAP gemeten. De nacht van de ramp was het volle maan. Hierdoor vond er springtij plaats. Dit is een periode waarin het waterverschil van hoog- en laagwater het hoogst is. Dit verschil wordt veroorzaakt doordat de zon en de maan dan een sterkere aantrekkingskracht hebben op de aarde. De zogenaamde ‘springtij’ komt van het Engelse ‘springtide’.[8] Zo een springtij komt eens in de 14 dagen voor.Deze springtij stond onder de invloed van een diep lagedrukgebied, gepaard met een zware noordwesterstorm. Hierbij wordt het water in de Noordzee omhoog gestuwd, waardoor de gevolgen vaak te merken zijn in het Zuid-Westen van Nederland. Dit lagedrukgebied, de noordwesterstorm en het hoge tij hebben ervoor gezorgd dat het water op sommige plekken tot 5,6 meter boven de waterpeil kwam te staan.

De nacht van 31 januari en 1 februari 1953

De avond van 31 januari 1953 werden de bewoners gewaarschuwd voor een ‘zware noordwesterstorm’. Rond middernacht was er sprake van laagwater. Hierbij stond het water ongeveer op dezelfde hoogte als dat het bij hoogwater zou staan. Rond 4 en 6 uur werd het springtij, waardoor het water nog hoger kwam te staan. De storm bleef vanuit het noord-noordwesten komen en nam niet af in kracht. Nog meer water stroomde de Noordzee in, en het water bleef stijgen. Toen braken door de enorme druk van het water, op veel plaatsen de dijken. Het bleek dat deze dijken veel de zwak en veel te laag waren, wanneer het water eroverheen spoelde. De watermassa baande zich met kracht een weg de dorpen in.[9]

Figuur 4: Bewoners vluchtten naar hun daken [10]

De Stormvloeddienst waarschuwde voor ‘gevaarlijk hoog water’, maar deze boodschap werd door velen in het rampgebied niet serieus genomen of verkeerd begrepen. Toen het water op zijn hoogste punt kwam, was er geen enkele radiozender die nog uitzond en de telefoonlijnen waren ook gesloten, waardoor de waarschuwingen van het KNMI niet bij de burgers aankwamen. Deze inwoners van het rampgebied waren daardoor niet voorbereid. Toen de ramp op zondagochtend plaatsvond, waren veel gouvernement en nood instanties niet bemand.

Om vijf uur was de vloed op zijn hoogst. Het was aardedonker en het geruis dat leek op het knetteren van een enorme hagelbui overstemde alle geluiden. Het water stortte zich in golven over de dijken. De zuidelijke dijken van de eilanden braken het eerst, ze waren niet zo hoog als de dijken die op het noorden en het westen lagen omdat de golven daar nog nooit zo hoog werden, De polders liepen vol, de elektrische lantaarns gingen uit, huizen zakten door de kracht van het water in en hele stukken dijk verdwenen door de stroming. Het water steeg zo snel, dat mensen nog maar net de tijd kregen om naar de zolders van hun huizen te klimmen. Voordeuren sloegen met een klap uit de kozijnen, nadat eerst het water door de brievenbus de gang in was gespoten. Boerderijen en huizen schommelden heen en weer in het water alsof ze ieder moment konden instorten. Er klonk geschreeuw van dieren, die in schuren en stallen aan het verdrinken waren. Maar ook het hulpgeroep en de angstschreeuwen waren soms boven het geraas van de storm te horen.

De tweede vloed

Zondagmiddag begon het water weer te stijgen en stroomde het door de kapotte dijken opnieuw de polders in. Huizen die de eerste aanval hadden doorstaan, storten nu alsnog in en daardoor verdronken opnieuw veel mensen. Er braken meer binnendijken en droge stukken land liepen toch nog onder. Daken werden van huizen geslagen en dreven als vlotten rond. De dorpelingen waren naar de hoogst gelegen huizen gegaan. Iedereen zat zwijgend bij elkaar, geslapen werd er weinig.

Na de overstroming

Bestand:Image5.png
Figuur 5: Zeeland na de overstroming [11]

Nederland was het zwaarst getroffen door de Noordzee-overstroming. Grote delen van Zuid-Holland, Zeeland en Noord-Brabant waren getroffen.

In Noord-Holland is er één polder overstroomd. Het sterkste deel van de overstroming trof voornamelijk veel ‘eilanden’ in Zeeland en Zuid-Holland. De hoogste dodenaantallen werden gemeten op de Zeelandse eilanden Schouwen-Duiveland en Goeree-Overflakkee.

In de dagen die volgden, stuurden veel buurlanden soldaten om te helpen met het zoeken naar lichamen en om mensen de redden. Het Amerikaanse leger stuurde helikopters vanuit Duitsland om alle slachtoffers van de daken te redden, zij waren ingesloten door het water. Nederland bezat in 1953 zelf nog maar 1 helikopter.[12] En omdat deze helikopter en een helikopter uit België niet veel mensen konden vervoeren, kwam deze Amerikaanse hulp goed van pas.

Wie wel veel konden doen waren de burgers die uit zichzelf besloten om mensen te gaan redden. Veel vissers en mensen die toevallig een boot bezaten, voeren het gebied in en brachten verkleumde, doodsbange eilandbewoners naar hoger gelegen gebieden.

Een paar dagen later bezochten toenmalig koningin Juliana en prinses Beatrix het rampgebied. Veel konden ze niet doen, maar de mensen voelden zich getroost door de aanwezigheid van de koningin.

Slachtoffers

In totaal heeft de overstroming 2551 mensen gedood in Nederland, België, Schotland en Engeland, waarvan zo’n 1836 in Nederland. Vele gezinnen waren dakloos, 100.000 verloren hun huis en alles wat ze hadden. De Scandinavische landen en Oostenrijk stuurden noodwoningen, zodat mensen tenminste tijdelijk een woonplaats hadden. Het waren houten bouwpakketten. Het getroffen gebied kreeg 917 woningen.

Het Deltaplan

Veel mensen denken dat het deltaplan pas werd opgesteld naar aanleiding van de watersnoodramp. Rijkswaterstaat besefte echter al in de jaren twintig van de vorige eeuw dat veel dijken in het deltagebied te laag en te zwak waren, en werkte aan plannen om de zeearmen af te sluiten door het aanleggen van dammen. De naam ‘Deltaplan’ is al veel ouder.

Oprichting Deltaplan

Al twintig dagen na de ramp, op 21 februari 1953, installeert Jacob Algera, de minister van Verkeer en Waterstaat, de Deltacommissie onder leiding van August Maris, directeur-generaal van Rijkswaterstaat.[13] Deze commissie bestond uit veertien deskundigen. Zij hadden twee keuze: of het verhogen en versterken van ruim duizend kilometer aan dijken, of het afsluiten van enkele zeegaten waardoor de door stormvloeden bedreigde kustlijn veel korter zou worden. Alleen de zeeverbindingen met Rotterdam, Antwerpen en Gent moesten open blijven voor de scheepvaart.

Tussen mei 1953 en oktober 1955 gaf de Deltacommissie de volgende tussentijdse adviezen:

  1. Het verhogen van de Schouwense Dijk op Schouwen-Duiveland tot 5 meter boven NAP, in tegenstelling tot de eerder bedoelde 3.5 meter. De dijk zou ten aanzien van de stormrichting te ongunstig liggen.
  2. Afsluiting van de Hollandse IJssel. Deze rivier ontspringt ten zuiden van Utrecht en mondt bij Rotterdam uit in de Nieuwe Maas. Als de IJsseldijken doorbreken, zou een gebied waar ruim anderhalf miljoen mensen wonen en werken onder water lopen. De Deltacommissie koos voor een stormvloedkering omdat het verzwaren van de dijken veel duurder is en de bouw van een kering sneller gaat.
  3. Het Drie Eilandenplan: door de afsluiting van het Veerse Gat en de Zandkreek worden Noord- en Zuid-Beveland en Walcheren met elkaar verbonden. Dit plan was al ver voor de ramp bedacht, maar tot dan toen niet uitgevoerd. Men zag dit plan als een voorbereiding op de grotere afsluitingen die nog moesten volgen. Daarom werd er op aangedrongen hier snel mee te beginnen. De ervaring die de bouw van deze dammen zou opleveren, kon later goed worden gebruikt bij de bouw van de overige afsluitingen.
  4. Het afsluiten van enkele zeegaten: Het Haringvliet, de Grevelingen, de Oosterschelde en het Veerse Gat. Verder wilde men in het oosten nog meer dammen bouwen: Volkerak, Grevelingen en Zandkreek. De zeewerende dijken in Zeeland zouden door dit plan verkort worden van 700 kilometer tot nog maar tachtig kilometer. Een enorme verbetering van de veiligheid.
  5. Een opsomming van de voor- en nadelen en de geschatte kosten. Die bedroegen 1,5 tot 2 miljard gulden. Men dacht het plan binnen 25 jaar is uit te voeren.

Daarnaast werden nog meer maatregelen genoemd. Waarvan het versterken van de bestaande dijken langs de Westerschelde en langs het deel van de kust dat buiten de dammen ligt. Ook werd er een beweegbare afsluiting in de Oude Maas (bij Rotterdam) gebouwd.

Deltawet

Bestand:Image8.png
Figuur 6: De deltacommissie[14]

De deltacommissie diende op 16 november 1955 het ontwerp van de Deltawet in bij de Twee Kamer. Pas ruim twee jaar later stemde het parlement met grote meerderheid in met het wetsvoorstel. Op 8 mei 1958 ondertekende Koningin Juliana de Deltawet en was deze van kracht. Volgens het plan worden de belangrijkste zeegaten

in het Zuidwesten van Nederland afgesloten met dammen. Behalve het vergroten van de veiligheid is ook een verbetering van de zoetwaterhuishouding een doel van het Deltaplan. Verantwoordelijk voor de uitvoering van het grootste deel van de deltawerken werd de Deltadienst, een speciaal hiervoor opgerichte dienst van Rijkswaterstaat. Naast het feit dat met het aanleggen van de Deltawerken de veiligheid van het gebied enorm werd verbeterd, was er nog een ander belangrijk effect van de aanleg van de nieuwe dammen, Zeeland bestond niet langer uit afzonderlijke eilanden en werd helemaal voor het verkeer open gelegd. Met name het toerisme is flink gestegen en heeft Zeeland tot een ware ‘vakantieprovincie’ gemaakt.

Toekomst

Er was veel werk verzet en veel geld besteed. Maar maakten al deze werken Zeeland (en de Zuid-Hollandse eilanden) veilig voor een mogelijke watersnoodramp? Bij de opening van de stormvloedkering verklaarde men de kans op een overstroming terug te brengen tot eens in de 4000 jaar. De Deltawerken moesten nog vele jaren kunnen volstaan om de dreiging van het zeewater te weerstaan. Toch geven vele berichten van de laatste jaren in de media aanleiding tot nadenken.[15] De stijging van de zeespiegel vormt een nieuwe bedreiging. Overheid, wetenschap en bedrijfsleven verrichten onderzoek naar oorzaak en gevolg. Kustverdediging en de mogelijke aanpassing van water- en zeewerende elementen zijn vrijwel continu in de aandacht. We moeten blijven werken aan het beschermen van Nederland tegen overstromingen.[16]

Meer informatie

ANW_Pages:Nederland_strijd_tegen_water/Achtergronden

Bronnen

  1. Christine Bruggink, ‘De watersnoodramp’, juni 2012 (Gevonden in de mediatheek, geraadpleegd op woensdag 18 mei)
  2. https://nl.pinterest.com/jufles/aardrijkskunde/
  3. W. ten Brinke, ‘Land in zee!’, juli 2007. (Gevonden in de mediatheek, geraadpleegd op 22 mei 2016)
  4. http://www.npogeschiedenis.nl/andere-tijden/afleveringen/2006-2007/De- Afsluitdijk.html
  5. Martijn Lak, ‘De aanleg van de afsluitdijk’, Op: historischnieuwsblad.nl, januari 2007 (Op www.historischnieuwsblad.nl, geraadpleegd op 13 mei 2016)
  6. Laurinda Ris, ‘De afsluitdijk’, Op npogeschiedenis.nl, 24 mei 2007 (Op www.npogeschiedens.nl, geraadpleegd op 18 mei 2016)
  7. https://en.wikipedia.org/wiki/Tide
  8. Auteur onbekend, ‘Tide’, Op: https://en.wikipedia.org/wiki/Tide, datum onbekend (Op https://en.wikipedia.org/wiki/Tide, geraadpleegd op 13 mei 2016)
  9. Christine Bruggink, ‘De watersnoodramp’, juni 2012. (Gevonden in de mediatheek, geraadpleegd op 22 mei 2016)
  10. http://www.zeeuwseankers.nl/nl-NL/verhaal/554/watersnoodramp-1953-een-rampzalige-nacht
  11. https://en.wikipedia.org/wiki/File:North_Sea_flood_of_1953.png
  12. Auteur onbekend, ‘North sea flood of 1953’, Op: https://en.wikipedia.org/wiki/North_Sea_flood_of_1953 , datum onbekend (Op https://en.wikipedia.org/wiki/North_Sea_flood_of_1953 , geraadpleegd op 13 mei 2016)
  13. Auteur onbekend, ‘Delta works’, op: https://en.wikipedia.org/wiki/Delta_Works, datum onbekend. (Op: https://en.wikipedia.org/wiki/Delta_Works, geraadpleegd op 20 mei 2016)
  14. https://beeldbank.rws.nl/RuimtevoordeRivier/MediaObject/Details/Deltacommissie%20%20Installatie%20door%20mr%20%20J%20%20Algera%20%20Historisch%20archief%20van%20periode%201900%201960_348325
  15. Auteur onbekend, ‘Veiligheid in de Delta’, Op: zeeuwseankers.nl, 28 december 2013. (Op www.zeeuwseankers.nl, geraadpleegd op 20 mei 2016)
  16. Jan van Evert, ‘Deltawerken’, juni 2014. (Gevonden in de mediatheek, geraadpleegd op 18 mei 2016)