Hoeveel protonen, neutronen en elektronen bevat een Gd3+ ion met massagetal 158? Noteer je antwoord als: aantal protonen … aantal neutronen … aantal elektronen …
Gadolinium (Gd) heeft atoomnummer 64 in het Periodiek Systeem, dus ook 64 protonen in de kern. Het aantal neutronen is dan 158 - 64 = 94. Aangezien het deeltje een positieve lading heeft, zijn er elektronen verdwenen. In dit geval blijven er 64 - 3 = 61 elektronen over.
Deze vraag gaat in op kennis van de bouw van atomen, de opbouw van het Periodiek Systeem en het begrip ionen (ladingsoverdracht).
Het antwoord moet twee elementen bevatten: het deeltje bevat NH2-groepen en deze groepen vormen waterstofbruggen met watermoleculen
Er wordt gevraagd naar een uitleg op microniveau. Water is de aanduiding van een stof op macroniveau. De stof vormt geen waterstofbruggen. Dat doen de deeltjes (bouwstenen / moleculen) in deze stof wel. Dus moet er in het antwoord de term watermoleculen staan.
Naast herkennen van polaire groepen in een verbinding wordt ook expliciet gevraagd naar de interacties tussen twee moleculen (deeltjes). Dat is microniveau.
Leg uit, aan de hand van formules in de reactievergelijking, of deze reactie een zuur-basereactie is.
Een correct antwoord bevat een argument en een conclusie: C16H29N5O8 staat (3) H+ af en O2- neemt (2) H+ op Dit is dus een zuur-base reactie (H+-overdracht)
Rechts van de pijl is te zien dat er H2O en een nieuw gadolinium(III)zout ontstaan in deze reactie. De O2- ionen in Gd2O3 nemen dus H+-ionen op van de koolstofverbinding. Daarin verandert het aantal H-atomen van 29 (voor de pijl) in 26 (na de pijl) (3 minder). De uitwisseling van H+-ionen is een kenmerk van zuur-base reacties.
Antwoord: 4,2 x 103 mg kg-1 ofwel 4,2 g kg-1. Berekening (42 x 100 dan wel (42 x 100)/1000 ) hoeft niet. Significantie is niet belangrijk in deze vraag.
In de tekst staat dat vrije gadolinium-ionen veel giftiger zijn dan gebonden ionen en dat dat verschil een factor 100 is. Ofwel je hebt honderd maal zoveel gebonden gadolinium-ionen nodig om dezelfde giftigheid (LD50) te bereiken als met vrije Gd3+ ionen.
Geef de berekening voor een persoon van 60 kg. Maak hierbij gebruik van: de molaire massa van gadodiamide is 574 g mol–1; informatie uit het etiket in figuur 1.
Beschrijf in grote lijnen hoe een experiment kan worden uitgevoerd om te onderzoeken of gadodiamide uit een oplossing kan worden verwijderd met behulp van Norit®-poeder als adsorptiemiddel.
Een correct antwoord bevat twee punten: toevoegen van adsorptiemiddel als Norit aan een oplossing met gadodiamide en daarna scheiden d.m.v. bezinken, filtreren of centrifugeren / een oplossing gadodiamide over een kolom met adsorptiemiddel (Norit) leiden controleren of het filtraat / eluaat nog gadodiamide bevat (of dat er minder gadodiamide in de verkregen oplossing zit dan in de oorspronkelijke oplossing)
Hoewel de zuiveringsmethode volgens de vooraf gegeven informatie niet zou werken, is het toepassen van een combinatie van scheidingsmethoden een veel gebruikte techniek om stoffen te isoleren (scheiden). In deze vraag wordt dan ook een combinatie van technieken gebruikt en wordt gevraagd naar het resultaat van deze scheiding t.o.v. de oorspronkelijke oplossing (mengsel).
De stof uit deze vraag is afkomstig uit de onderbouw: scheidingstechnieken en concluderen van uitvoering van een scheiding zijn onderdeel van de kennismaking met chemische analyses.
Geef een argument dat de chemisch technoloog kan noemen waarom het effectiever is om gadodiamide te verwijderen uit de apart verzamelde urine dan uit rioolwater. Motiveer je antwoord.
Een goed antwoord bevat een argument omtrent concentratieverschillen of efficiëntie en een bijbehorende (correcte) motivatie. Voorbeelden zijn: rioolwater (met gadolinium-ionen) heeft een veel groter volume. Er zijn duurdere / complexere installaties nodig om dat volume te verwerken urine bevat hogere concentraties gadodiamide en is dus efficiënter om te zuiveren
Een beetje groene chemie: zuivering van afvalstromen bij de bron is beter uitvoerbaar dan het opzetten van algemene zuiveringsinstallaties.
Geef de formules van deze twee loodzouten en geef de molverhouding waarin ze voorkomen in loodwit. Noteer je antwoord als volgt: formule lood(II)carbonaat: ..... formule lood(II)hydroxide: ..... molverhouding lood(II)carbonaat : lood(II)hydroxide = ..... : .....
Het antwoord moet bestaan uit: de correcte formules van lood(II)carbonaat en lood(II)hydroxide juist en molverhouding lood(II)carbonaat : lood(II)hydroxide in overeenstemming met de gegeven formules formule lood(II)carbonaat: PbCO3 formule lood(II)hydroxide: Pb(OH)2 molverhouding lood(II)carbonaat : lood(II)hydroxide = 2 : 1
Loodwit is een dubbelzout, dat uit twee verschillende loodzouten bestaat: lood(II)carbonaat en lood(II)hydroxide. De loodionen hebben hierin steeds een 2+ lading. Carbonaationen hebben een 2- lading en hydroxide-ionen 1-. Dus per lood(II)carbonaat zijn één lood(II)ion en één carbonaation nodig. Dat kan twee keer. En per lood(II)ion zijn er twee hydroxide-ionen nodig. Dat kan dan nog één keer.
Geef de structuurformule van het triglyceride waarin uitsluitend het vetzuur α-linoleenzuur is veresterd. Geef het koolwaterstofgedeelte van het vetzuur weer zoals in tabel 1.
Bestand:HAVO Sk 2017 1 Trilinolenaat.png Triglyceride met α-linoleenzuur als vetzuurrest. In de structuurformule moeten de volgende onderdelen correct weergegeven zijn: drie esterverbindingen met de juiste oriëntatie de resterende structuren zijn correct ingetekend in een structuur met die juiste esterverbindingen
In tabel 1 is de koolstofketen van α-linoleenzuur als C17H29 opgenomen. Dit is dus de restketen van het vetzuur, dat een ester vormt met propaan-1,2,3-triol. De -OH-groep van dit polyalcohol koppelt aan de zuurgroep van het vetzuur. De C-O-CO estergroep wordt voluit getekend, waarna de ontbrekende waterstofatomen en restgroepen aan de structuur toegevoegd worden.
Biochemie: structuur van vetten. Koolstofchemie: weergeven van kenmerkende groepen (esters) en structuurtekeningen.
Bereken het gemiddelde aantal C=C bindingen per triglyceridemolecuul in lijnolie. Maak hierbij gebruik van: tabel 1 Binas-tabel 67G2 of ScienceData-tabel 13.2 g.
Leg uit dat het toenemen van de massa in de eerste acht dagen én het afnemen van de massa in de volgende dagen verklaard kunnen worden met behulp van het uithardingsproces dat in figuur 1 is weergegeven.
Laat met behulp van een berekening zien dat op dag 50 de massa per mol triglyceriden 109 g groter is dan de massa op dag 0. Maak gebruik van diagram 1. De gemiddelde molaire massa van de triglyceriden bedraagt 873 g mol‒1. De massa van titaan(IV)oxide mag worden verwaarloosd.
Bereken het aantal mol crosslinks per mol triglyceriden op dag 50. Ga ervan uit dat: op dag 50 de massa per mol triglyceriden 109 g groter is dan de massa op dag 0; er geen andere reacties optreden dan in figuur 1; stap 1, waarin zuurstof reageert, en stap 2, waarin water ontwijkt, volledig verlopen; er op dag 0 geen crosslinks aanwezig waren.
Tussen welke deeltjes worden nieuwe bindingen gevormd bij het oplossen van calciumchloride? Noteer je antwoord als volgt: Er worden nieuwe bindingen gevormd tussen .................... en ..................... .
Voorbeelden van een juist antwoord zijn: − Er worden nieuwe bindingen gevormd tussen calciumionen/Ca2+ en watermoleculen/H2O. − Er worden nieuwe bindingen gevormd tussen chloride-ionen/Cl– en watermoleculen/H2O. − Er worden nieuwe bindingen gevormd tussen ionen en watermoleculen. vermelding van calciumionen/chloride-ionen/ionen/Ca2+/Cl– vermelding van watermoleculen/H2O
Limonade kaviaar is een voorbeeld van een geltoepassing in een gerecht. Deze geltoepassingen worden op verschillende manieren in culinaire gerechten gebruikt. Bekende voorbeelden zijn het maken van bavarois, aspic, gelatinepudding en jam. Enkele voorbeelden voor het maken van, onderzoek doen aan of bereiden met (limonade)kaviaar zijn te vinden op de volgende websites (PDF bestanden): PDF met een onderzoekspracticum over gelvorming afkomstig van de Wageningse Universiteit; Website over moleculair koken incl. de aanschaf van benodigdheden (commercieel);
Geef de vergelijking voor het oplossen van natriumalginaat in water. Gebruik de formule Nan(C6H7O6)n voor natriumalginaat en de formule (C6H7O6)nn- voor alginaationen.