ANW Pages:Waterbeheer: verschil tussen versies
anw_>Systeembeheer k (1 versie geïmporteerd) |
k (1 versie geïmporteerd) |
(geen verschil)
|
Huidige versie van 25 jun 2023 om 12:31
Waterbeheer
In de loop van de geschiedenis is het land lager ten opzichte van de rivieren en de zee komen te liggen. Hierdoor is de afvoer van overtollig neerslagwater het moeilijker geworden. Daar komt nog bij dat het waterbergend vermogen van het land kleiner is geworden. De neerlag die valt komt veel sneller dan vroeger in het oppervlaktewater terecht. Dit komt door de intensieve benutting van de ruimte en door de grote uitbreiding van steden en dorpen. Veel neerslagwerken bereikt de bodem niet meer , maar wordt via het riool afgevoerd. De problemen waar het waterschapen zich thans voor geplaatst ziet zijn uiterst ingewikkeld. Aan de ene kant speelt het probleem van dd uitbreiding van steden en dorpen ook in de toekomst een rol. Aan de andere kan wordt de ligging van het land ten opzichte van de zeespiegel de komende decennia ongunstiger, vanwege van de te verwachten temperatuurstijging en de daarmee gepaard gaande afsmelting van de ijskappen. Bovendien verandert het klimaat zodanig dat er heftiger buien optreden zodat er in korte tijd veel neerslag verwerkt moet worden. Uiteraard blijft de afvoer van water de basis van het waterbeheer, maar tegelijktertijd wordt gekeken op welke wijze meer water in het gebied kan worden vastgehouden en de piekbelasting van de boezemwateren kan worden voorkomen. Daarnaast wordt gestuurdeerd op megelikheden om teveel aan water tijdelijk op te slaan. De waterberging is een belangrijk punt voor ruimtelijke planning, want het betekent dat sommige gebieden moeten worden ingericht om het teveel aan water tijdelijk te bergen. Water is een cruciaal onderdeel van de leefomgeving. Het op orde houden van de waterhuishouding is iets dat iedereen aangaat.
De dijken:
Een dijk is een door mensen aangelegde waterkering, die het achterliggende land beschermt tegen overstromingen. Van oudsher worden dijken niet alleen gebruikt als bescherming tegen hoog water maar ook voor andere functies zoals hulpmiddel bij irrigratie en transport.
Soorten dijken:
Er zijn verschillende soorten dijken. Elk soort dijk heeft andere voor- en nadelen. Niet elke dijk heeft dan ook dezelfde functie. Enkele dijksoorten die gebruikt worden, zijn:
- Rivierdijk: Rivierdijken bieden bescherming tegen rivierwater.
- Winterdijk/bandijk: Een winterdijk is een rivierdijk die bij hoge afvoeren overstroming van omliggende gebieden voorkomt en de rivier in het stroomprofiel houdt.
- Zomerdijk: Een zomerdijk is de dijk langs een rivier die bij lage afvoeren de rivier in het stroomprofiel houdt, hierbij geholpen door kribben. Tussen de zomerdijk en de winterdijk ligt de uiterwaarden. Hier loopt bij laag water dieren rond.
- Zeedijk: Deze bestaat uit een kern van zand of klei en dient bescherming te bieden tegen zeewater. Zeedijken moeten veel druk kunnen weerstaan en de regio's waar zeedijken geplaatst worden hebben vaak een groot overstromingsrisico. In Nederland hoeft een rivierdijk minder liter water per seconde tegen de kunnen houden dan een zeedijk. Dit komt omdat de stroomsnelheid in Nederland veel lager ligt dan die in hoger gelegen landen.
- Ringdijk: Een dijk die om een droogmakerij ligt. Het word gebruikt om
Naar bouwwijze:
- Veendijk: Een veendijk is een regionale waterkering die vooral uit veen bestaat. Veendijken zijn gevoelig voor verdroging.
- Wierdijk: Dijken opgebouwd uit gestapeld en tussen palen vastgelegd biologisch materiaal, voornamelijk zeegras, werden vanaf de veertiende eeuw aangelegd omdat ze beter tegen hoogwater bestand waren dan de oudere dijken uit plag.
Wanneer welke dijk gebruikt wordt, hangt af van de functie die de dijk moet vervullen en van de omgeving. In Nederland zijn veel veenkades aangelegd omdat die grondsoort daar veelvuldig voorkomt.
Onderhoud:
Dijken moeten onderhouden worden om hun functie te kunnen blijven vervullen. Dijken die bedekt zijn met gras, moeten gemaaid worden. Wanneer dit niet gebeurt, kunnen andere planten zich vestigen op de dijk wat schade kan opleveren door de wortels. Het maaien kan met machines gebeuren, maar ook door middel van beweiding. Voor de kwaliteit van de vegetatie is het belangrijk dat het maaisel wordt weggehaald.
Bij dijken moet de bekleding om de zoveel tijd vervangen worden, afhankelijk van het soort bekleding en de belasting die de dijk ondergaan heeft. Wanneer de bekleding te veel wordt beschadigd kan er makkelijker water doorheen stromen. Daarnaast moeten de schuine zijkanten van een dijk hersteld worden om te zorgen dat deze niet te vlak worden. Dijken worden in de meeste landen geïnspecteerd op hun functionaliteit.
Om te controleren of een dijk onderhoud nodig heeft worden er controles uitgevoerd. Bij een dijkinspectie kunnen verschillende dingen zoals waterspanning, temperatuur en vochtgehalte gemeten worden. Hoe een inspectie verloopt verschilt per land. In het testcentrum de ijkdijk zijn toekomstige methodes getest die gebruikt kunnen worden.
De mechanische eigenschappen en afwijkingen in een dijk kunnen bijvoorbeeld met de hulp van micro-elektromechanische systemen (MEMS) opgespoord worden. Met behulp van infraroodcamera's kunnen bewegingen in een dijk zoals kwelstromen en worden gedetecteerd aan de hand van het temperatuurverschil. Een andere methode om bij een dijkinspectie afwijkingen te kunnen opsporen en meten is het gebruik van gasvezelkabels. Wanneer er iets in de dijk verandert, veranderen de impulsen die door de glasvezelkabel lopen en kan dit waargenomen worden. Daarnaast kunnen dijken geïnspecteerd worden met behulp van een laser. Deze laser maakt een tekening van de dijk, waardoor afwijkingen in de dijk zoals gaten van de muskusrat opgespoord kunnen worden. Daarnaast kan een dijk geïnspecteerd worden door het aanbrengen van sensoren in de dijk. Deze sensoren kunnen zaken als het vochtgehalte en de temperatuur van de dijk meten.
Deltawerken:
Het plan voor de Delta werken is ontstaan na de watersnood ramp van 1953. Deze watersnood ramp staat ook wel bekend als de Ignatiusvloed of Beatixvloed. De ramp ontstond door een zware stroomvloed in combinatie met springtij. Grote delen van Zeeland stond onderwater.
Wetenschappers die hebben meegedacht aan de oplossing voor het tegen gaan van de waternoodramp wilden dat dit nooit meer kon gebeuren. Daarom bedachten ze de Deltawerken. Zij moesten Zeeland beschermen onder elke omstandigheid.
De delta werken bestaan uit:
- Oosterschelden
- Veersegatdam
- Zandkreekdam
- Zeelandbrug
- Brouwersdam
- Harinvlietdam
- Oesterdam
- Bathse Spuisluis
- Grevelingendam
- Philipsdam
- Vokerakdam
- Hartelkering
- Hollandse Ijssel Kering
- Measlantkering
Belang van de Deltawerken:
Behalve een verkorting van de totale lengte aan zeewerende dijken met 700 km, hebben de Deltawerken nog verscheidene andere voordelen. Ten eerste is de zoetwatervoorziening voor de landbouw een stuk beter geregeld. De grens tussen zoet en zout water kwam door de aanleg van de dammen verder westwaarts te liggen. Er was minder zoet rivierwater nodig om de zoet-zout balans in evenwicht te houden. Dat water kon nu naar het noorden richting het IJsselmeer worden getransporteerd, waardoor ook daar de zoetwaterpositie verbeterde.Ten tweede ging de hele waterhuishouding in het Deltagebied er op vooruit. Door de aanleg van de hoofd- en compartimenteringsdammen werden de waterstromen beter beheersbaar. Scheepvaart-, doorlaat- en uitwateringssluizen werden op diverse plekken aangelegd om het verse water te kunnen inlaten en overtollig of vervuild water te kunnen afvoeren.Ten derde was de aanleg van de dammen bevorderlijk voor de mobiliteit. Grote delen van Zeeland waren tot halverwege de twintigste eeuw betrekkelijk geïsoleerd geweest. Ook de bouw van de Zeelandbrug, en de Westerscheldetunnel (2003) droeg bij aan de mobiliteit. En als laatste was de aanleg van de Deltawerken goed voor het binnenvaartscheepsverkeer. In 1976 hadden Nederland en België een overeenkomst gesloten om het scheepvaartverkeer tussen de Antwerpse en Rotterdamse haven beter de regelen. Bij de aanleg van de dammen, sluizen en kanalen aan de oostkant van het Delta-gebied is rekening gehouden met de scheepvaartbelangen.
Polders:
Een polder is een door waterkeringen omgeven gebied waarvan de waterstand kunstmatig geregeld kan worden. De waterstand binnen de polder is hierdoor lager dan in het omliggende gebied. Polders worden in het algemeen doorkruist door watergangen. Voor de waterhuishouding is het noodzakelijk dat de sloten goed door kunnen stromen. Om hiervan zeker te zijn worden de sloten twee keer per jaar geschouwd: er wordt gecontroleerd of het water diep genoeg is en of er geen waterplanten in het water staan. Eigenaren van land grenzend aan water zijn verplicht om hun sloten te onderhouden. Een polder is een waterstaatkundige eenheid, dat wil zeggen dat het geen verbinding heeft met het buitenwater behalve via kunstwerken. Er bestaan verschillende soorten polders. Je hebt droogmakerijen, dat zijn leeg gepompte meren en moerassen. Ook zijn er zeelpolders, zo’n stuk land was vroeger zee. Het vershil tussen een polder en een droogmakerij is dat een droogmakerij een soort polder is. Alle droogmakerijen zijn polders maar niet elke polder is een droogmakerij. Een polder is een verzamelnaam voor gebieden onder de zeespiegel waar het waterpeil kunstmatig op peil wordt gehouden. Een droogmakerij is een begrip dat daaronder valt. De droog gelegde stukken land zijn heel vruchtbaar door het laag gelegen grondwater dat als voeding dient voor de planten. Door de opkomst van deze polders is er dus veel nieuwe landbouwgrond bijgekomen voor de boeren.
Het polderpeil kan opverschillende manieren worden bepaald. Ten eerste kan dit gebeuren door een poldermolen. Dit is een windmolen die water van een lager niveau naar een hoger niveau verzet. Deze molens zijn niet zo krachtig, daarom zie je vaak meerder molens bij elkaar in de buurt staan. In zo’n molengang pomt elke molen het water een klein stukje omhoog. Zo werken de molens samen bij het droog houden van de polder. Aan het einde van de negentiende en het begin van de twintigste eeuw werd een groot deel van de poldermolens vervangen door gemalen. De nieuwe gemalen wreden vaak op de zelfde plek gebouwd als waar de molens hadden gestaanTen tweede kan de waterstand veranderd worden door middel van een gemaal. Een gemaal is een inrichting om water van een lager naar een hoger niveau te brengen. Het brengt of houdt water in een peilgebied op een bepaald hoogte. Ook kan het waterpeil bepaald worden door een spuisluis. Zo’n soort sluis wordt gebruikt om het binnenwater te lozen en het buitenwater (de rivier waar de sluis oploosttegen te houden. Het zorgt er ook voor dat het binnenwater ververst kan worden. Een polder is omgeven door een of meer waterkering(en). In delen van een polder kan een hoger peil worden gehanteerd. Dit wordt geregeld met behulp van stuwen. Ze hebben verschillende functies, zoals het keren van rivierwaterm, het lozen van overtollig neerslagwater en het instandhouden van verschillende waterpeilen.
Bronvermelding:
Sites:
- https://nl.wikipedia.org/wiki/Dijk_(waterkering)
- http://deltawerken.com/Deltawerken/16.html
- http://www.deltawerken.com/16
- https://nl.wikipedia.org/wiki/Watersnood_van_1953
- http://www.iamexpat.nl/expat-page/the-netherlands/the-dutch-and-water-in-the-netherlands
- http://www.dutchwatersector.com/news-events/news/15367-restored-to-full-glory-dwelling-mounds-for-flood-protection.html
- https://dirt.asla.org/2010/09/10/the-netherlands-changing-relationship-with-water/
- https://nl.wikipedia.org/wiki/Polder
Boeken:
- Kers, M. (1998). ‘Nederland waterland’. Warnsveld, Nederland: Uitgeverij Terra.
- Haartsen, A. (2008). ‘Utrechts water’. Utrecht, Nederland: Uitgeverij Matrijs.